Examentraining 2025

Examentraining
Laatste herhaling & 2022 tijdvak 3
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining
Laatste herhaling & 2022 tijdvak 3

Slide 1 - Tekstslide

Pagina 152
Kernconcepten en begrippen die veel kans maken om in het examen te zitten. 
- Socialisatie en / of cultuur
Functies van socialisatie (rijtje)
- Systeemmodel (van politieke besluitvorming)
Onderzoeksvaardigheden (hypothese, representativiteit, etc)​

Theorieen over het ontstaan van criminaliteit​
Sociale cohesie​
(soorten van) sociale ongelijkheid; positietoewijzing/positieverwerving​
Toepassen politieke stroming/ideologie



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik een marker & gebruik een woordenboek
Onderstreep de essentie van de vraag

Gebruik een woordenboek

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: vrouwen hadden stemrecht vanaf 1919 en daardoor was het mogelijk dat er in 1956 de wet handelingsonbekwaamheid werd afgeschaft.
Kernconcepten & andere begrippen
Wat zit er in je antwoord:
  • Informatie uit de bron of inleiding. Het liefst ook citeren "..." (r 15- 18)
  • Letterlijke woorden uit het kernconcept
  • Een koppeling van informatie met het kernconcept

HULP BIJ LEREN? ZIE DOCUMENT ONENOTE
Ongeacht de vraag; gebruiken/uitleggen. Je moet het begrip altijd toepassen!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale Ongelijkheid
- Gaat altijd over een VERSCHIL. 
- Je moet dus echt het verschil uitleggen tussen twee groepen, personen etc. anders blijkt sociale ongelijkheid niet uit je antwoord. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op: 
Vragen over macht gaan altijd over de twee elementen
- Dus het vermogen om hulpbronnen inzetten
Gekoppeld met: 
- Om de handelingsmogelijkheden van andere actoren te vergroten of te verkleinen (let op welke van toepassing is)
- Om bepaalde doelstellingen te bereiken. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

• rekrutering en selectie, ofwel het rekruteren en voordragen van kandidaten voor politieke functies;
• articulatie, ofwel het op de politieke agenda plaatsen van maatschappelijke eisen en wensen;
• mobilisatie, ofwel het interesseren van staatsburgers voor deelname aan politieke
besluitvormingsprocessen;
• aggregatie, ofwel het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen;
• communicatie, als intermediair tussen overheid en burger en tussen kiezers en gekozenen.
functies politiek partijen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zowel pressiegroepen als politieke partijen proberen invloed uit te oefenen op politieke besluitvorming. Een pressiegroep is echter per definitie iets anders dan een politieke partij, omdat pressiegroepen het overheidsbeleid willen beïnvloeden zonder kandidaten te stellen voor verkiezingen. Politieke partijen 
ouden zich bezig met de inrichting van de samenleving als geheel en moeten daarbij verschillende
belangen afwegen. Zij proberen via verkiezingen politieke macht te verwerven om hun doelen te
bereiken. Pressiegroepen komen op voor deelbelangen en richten zich op één specifiek terrein. Net als
politieke partijen vormen pressiegroepen een belangrijke intermediair tussen de burgers en de overheid
politiek partijen vs pressiegroep

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 ontwikkelingsvisie is politieke participatie een doel op zichzelf. Burgers willen politiek actief
zijn en leren er veel van. 


instrumentele visie is politieke participatie vooral een middel om tot besluiten te komen.
Mensen weten zelf het beste wat hun belangen zijn en door te stemmen geven ze de gekozen politici een
aanwijzing voor de inrichting van het beleid
Verschillende visies op de wenselijkheid van politieke participatie

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsinstrumenten
Theorie machtselite theorie vs theorie van het pluralisme

Volgens de theorie van het pluralisme bestaat de moderne samenleving uit een veelheid van
maatschappelijke groepen die allemaal verschillende belangen vertegenwoordigen. Daarmee wordt
verzekerd dat er in de samenleving een zekere spreiding van macht is. Er is open toegang tot het proces
van politieke besluitvorming.
Volgens de machtselitetheorie is er een machtselite, die sleutelposities inneemt op sociaaleconomisch en
politiek terrein. Veel macht en invloed zijn geconcentreerd in grote organisaties waartegen de macht van
regering en parlement nauwelijks opgewassen is64

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsinstrumenten

In de conflictbenadering van Marx staan de ongelijke materiële verschillen tussen de bezittende en
de bezitloze klasse centraal. De ongelijkheid in de bezitsverhoudingen leidt volgens deze theorie tot
een onontkoombaar conflict resulterend in het omverwerpen van het op economische ongelijkheid
en uitbuiting gebaseerde economische en politieke systeem;
• In de conflictbenadering van Huntington staat centraal dat maatschappelijke conflicten hun oorsprong ook kunnen hebben in uiteenlopende sociale en culturele verschillen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 
 
Drie hoofdstromingen: de confessionele, de
liberale en de socialistische/sociaaldemocratische stroming.
confessionalisme met van oorsprong uitgangspunten als: christelijke waarden en samenwerking in maatschappelijke verbanden zoals verenigingen, scholen en kerken;
liberalisme met van oorsprong uitgangspunten als: individuele rechten en individuele vrijheden; dat leidt tot een passieve rol van de overheid
socialisme/sociaaldemocratie met van oorsprong uitgangspunten als: gelijk(waardig)heid en een
sturende rol van de overheid om dit te kunnen realiseren.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsinstrumenten
bindingstheorie -> groepsvorming
anomietheorie -> sociale ongelijkheid
gelegenheidstheorie -> 3 kenmerken
rationele keuzetheorie -> kosten baten
 etikettering theorie, ook wel labeling- of stigmatiseringtheorie

CRIMI!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee scholen van mensbeelden
Er zijn twee scholen binnen de criminologie met verschillende visies over de verklaringen van criminaliteit: 
Klassieke school (past bij rechts, liberalen)
  • De mens is een rationeel wezen, criminaliteit een rationele keuze
  • Criminaliteit heeft tea maken met afwegen van kosten en baten
  • alle daders van een vergelijkbaar vergrijp moeten dezelfde straf krijgen.
  • Afschrikking en vergelding zijn belangrijke hoofddoelen
Moderne school (past bij links/sociaal democraten)
  • De mens is onvrij in zijn denken en handelen
  • Beslissingen zijn nooit helemaal rationeel
  • Rekening houden met nature en nurture-factoren
  • Daderrecht
  • de omstandigheden en de context van de dader en het delict worden meegenomen in het afwegen van de straf.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee scholen van mensbeelden
Klassieke school
Daadrecht

Moderne school

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma van de rechtsstaat
Rechtshandhaving
orde & veiligheid
Rechtsbescherming
beschermen van vrijheid

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingen veiligheidsbeleid
  • sinds jaren 80 Integraal veiligheidsbeleid: samenhangende aanpak van politie, justitie, overheidsinstellingen, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven om criminaliteit te bestrijden.
  • Veiligheidsbeleid is ook afhankelijk van het kabinet.
  • Er is steeds meer aandacht voor de slachtoffers van criminaliteit

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsinstrumenten
bindingstheorie -> groepsvorming
anomietheorie -> sociale ongelijkheid
gelegenheidstheorie -> 3 kenmerken
rationele keuzetheorie -> kosten baten
 etikettering theorie, ook wel labeling- of stigmatiseringtheorie

CRIMI!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsinstrumenten
De cultivatiehypothese stelt dat het wereldbeeld van de zware (media)kijkers meer overeenkomsten met de mediawerkelijkheid vertoont.
Opinieleidershypothese stelt dat de invloed van media op publiek gaat via opinieleiders of idolen.
mediaframing hypothese stelt dat de socialiserende invloed van media vorm krijgt via framing. Mediamakers kiezen altijd, bewust of onbewust, voor een bepaalde invalshoek

selectiviteitshypothese: selectieve blootstelling, selectieve perceptie en selectief onthouden
Media!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijtjes!
4 type bindingen
4 type machtsbronnen
4 soorten sociale ongelijkheid
3 soorten kapitaal

Slide 21 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: vrouwen hadden stemrecht vanaf 1919 en daardoor was het mogelijk dat er in 1956 de wet handelingsonbekwaamheid werd afgeschaft.
Rijtjes!
4 type bindingen
4 type machtsbronnen
4 soorten sociale ongelijkheid
3 soorten kapitaal

Slide 22 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: vrouwen hadden stemrecht vanaf 1919 en daardoor was het mogelijk dat er in 1956 de wet handelingsonbekwaamheid werd afgeschaft.
Rijtjes!
4 type bindingen
4 type machtsbronnen
4 soorten sociale ongelijkheid
3 soorten kapitaal

Slide 23 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: vrouwen hadden stemrecht vanaf 1919 en daardoor was het mogelijk dat er in 1956 de wet handelingsonbekwaamheid werd afgeschaft.
Ideologieën en ongelijkheid
Socialisme en sociaaldemocratie
Liberalisme
Confessionalisme
De overheid heeft de taak om sociale ongelijkheid tegen te gaan. 
De overheid vertrouwt op de vrije markt en is  voor dereguleren, privatisering en denivellering.  
Gespreide verantwoordelijk-heid voor de overheid, bedrijven en het maatschappelijk middenveld.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsinstrumenten
De overheid heeft verschillende instrumenten om sociale ongelijkheid te beïnvloeden:
  • Sociale zekerheidsbeleid
  • Actief arbeidsmarktbeleid
  • Inkomensverdelingbeleid
  • Onderwijsbeleid
  • Wijkgericht achtertandsbeleid

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsinstrumenten
1. Sociale zekerheidsbeleid: ​
zekerheid voor mensen die niet voor een eigen inkomen kunnen zorgen, zoals AOW.​
2. Actief arbeidsmarktbeleid: ​
zo min mogelijk werkloosheid, door subsidies en uitbesteding van opdrachten. ​
3. Inkomensverdelingsbeleid: ​
nivelleren, door meer belasting vragen aan rijke mensen of mensen met een lager inkomen toeslagen te geven. Denivelleren, bijvoorbeeld om mensen te stimuleren om een baan te zoeken,
4.. Onderwijsbeleid: ​
Investeren in onderwijs voor gelijkere kansen en het voorkomen van voortijdig schoolverlaters 
5. Wijkgericht achterstandsbeleid: ​
investeren in woningbouw, onderhoud, sociale projecten en begeleiding


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies