Toets Spelling
1 / 35
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
beer + sterk
Slide 2 - Open vraag
groente + soep
Slide 3 - Open vraag
lieveling + schrijver
Slide 4 - Open vraag
meisje + stem
Slide 5 - Open vraag
zon + straal
Slide 6 - Open vraag
aap + trots
Slide 7 - Open vraag
zaak + reis
Slide 8 - Open vraag
keuze + pakket
A
keuzepakket
B
keuzenpakket
Slide 9 - Quizvraag
twee + zestig
Slide 10 - Open vraag
politie + academie
Slide 11 - Open vraag
Haar was niets ...
A
te veel
B
teveel
Slide 12 - Quizvraag
Voetbalfans zorgen de laatste tijd voor ..... geweld
A
te veel
B
teveel
Slide 13 - Quizvraag
Ik heb alweer glazen ...
A
te kort
B
tekort
Slide 14 - Quizvraag
Jij bent .... voor deze wereld
A
te goed
B
tegoed
Slide 15 - Quizvraag
De gordijnen die ik nu gewassen heb zijn .....
A
te kort
B
tekort
Slide 16 - Quizvraag
A
Slide 17 - Quizvraag
Eén baby, twee
Slide 18 - Open vraag
De moeder van Mike is
A
Mikes moeder
B
Mike's moeder
Slide 19 - Quizvraag
De moeder van Stephan is
A
Stephans moeder
B
Stephan's moeder
Slide 20 - Quizvraag
Heb jij veel ....?
A
Hobby's
B
Hobbies
Slide 21 - Quizvraag
Dit is .... laptop.
A
Randy's
B
Randys
Slide 22 - Quizvraag
Voor een nieuwe bril ga ik naar de
A
opticien
B
opticiën
Slide 23 - Quizvraag
In de toekomst zullen we vaker te maken krijgen met epidemie (meervoud)
Slide 24 - Open vraag
Als je smetvrees hebt, dan ben je bang voor (bacterie, meervoud)
Slide 25 - Open vraag
Hij heeft een mooi werkstuk
A
gecreeerd
B
gecreëerd
C
gecreeërd
Slide 26 - Quizvraag
zo + even
A
zoeven
B
zo even
C
zo-even
Slide 27 - Quizvraag
Hij woont in
A
midden Amerika
B
Midden Amerika
C
Midden-Amerika
D
Middenamerika
Slide 28 - Quizvraag
Het aantal werkende .... neemt snel toe.
A
65 plussers
B
65-plussers
C
65plussers
Slide 29 - Quizvraag
... en ... zijn beide werelddelen.
A
Azie en Oceanie
B
Azië en Oceänie
C
Azië en Oceanië
D
Azië en Oceänië
Slide 30 - Quizvraag
voor- en nadelen en witte - en zwarte strepen.
Is dit juist geschreven?
Is dit juist geschreven?
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quizvraag
Het onderwerp van een tekst schrijf je op in ...
A
één of enkele woorden
B
in een zin
Slide 32 - Quizvraag
De hoofdgedachte van een tekst vind je ...
A
verkennend te lezen
B
globaal te lezen
C
intensief te lezen
D
gericht te lezen
Slide 33 - Quizvraag
In een betogende tekst staan
A
feiten
B
feiten en een mening
C
feiten en meerdere meningen
D
meerdere meningen
Slide 34 - Quizvraag
Je wist toch wel dat je een vrije dag alleen na overleg met de leidinggevende mag opnemen?
Wat voor soort vraag is dit?
Wat voor soort vraag is dit?
A
Gesloten vraag
B
Open vraag
C
Controle vraag
D
Suggestieve vraag
