Interpunctie, les 1

Hoe zouden ze zich op een schaal van 1 tot 10 voelen in Amsterdam vandaag.

A
1
B
4
C
7
D
Ze hebben geen schaal.
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoe zouden ze zich op een schaal van 1 tot 10 voelen in Amsterdam vandaag.

A
1
B
4
C
7
D
Ze hebben geen schaal.

Slide 1 - Quizvraag

Interpunctie, les 1

Slide 2 - Tekstslide

Waarom onderstaande tekst niet te begrijpen?
de buitenwereld zag een rebelse jongen nikki zag jij dat het irritante jongetje uit de klas ook een goed hart had
 
nikki jij was het gewoon voor mij jouw mooiste eigenschap is dat je heel goed weet wat je wil daar handel je ook naar lachend als vriend laat je nu weleens te wensen over je koopt nooit bloemen voor me ik weet dat je heel veel van me houdt maar je vindt het soms moeilijk om dat te tonen maar als vader ben je fantastisch jouw liefde voor de kinderen en mij is onvoorwaardelijk

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wanneer je een punt moet gebruiken in een tekst.
  • Je weet wanneer je een komma moet gebruiken in een tekst.
  • Je weet wanneer en hoe je aanhalingstekens moet gebruiken in een tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een punt?


Een punt gebruik je aan het einde van elke zin, wanneer er geen vraag wordt gesteld of een uitroep wordt gedaan.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 6 - Open vraag

Wanneer gebruik je een komma?


Het simpele antwoord: als jij een zin hardop leest en je hoort een pauze, gebruik dan een komma.

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

In opsommingen: 

‘Zij schrijft artikelen, essays, romans, verhalen en columns.’ 

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: 

‘Oma had een mooie, oude, donkere linnenkast.’ 

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Voor en na een bijstelling: 

‘Ollongren, de minister van Defensie, deed een nieuw voorstel.’
 

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Voor en/of na een aanspreking: 

‘Sanne, heb je het naar je zin hier?’, ‘Lukt dat deze week nog, Ronald?’, ‘Luister, jongen, zo werkt dat niet.’

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Voor en na een uitbreidende bijzin: 

‘Mijn buurman Arend, die vroeger een collega van mij was, heeft alles geregeld voor het straatfeest.’ 

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Na de aanhef boven een e-mail of brief: 

‘Geachte heer/mevrouw,’ of ‘Beste allemaal,’.
Na een slotgroet onderaan een e-mail of brief: ‘Met vriendelijke groet,’ en ‘Hoogachtend,’.

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer gebruik je (dubbele) aanhalingstekens?
Als letterlijke citaten worden weergegeven.

De Troonrede begint altijd met: “Leden van de Staten-Generaal”.
Ze zei vanmorgen nog: “Ik kom op tijd naar huis.”
Er stond heel duidelijk “verboden te parkeren”.
In het rapport stond dat de situatie al enkele jaren “zeer ernstig” was.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe gebruik ik ander leestekens in combinatie met aanhalingstekens?

Als je een hele zin citeert, begint het citaat met een hoofdletter. Als het citaat aan het eind van de zin staat, valt de punt binnen de aanhalingstekens:

Ik zei: “Ik hou niet van appeltaart.”

Slide 15 - Tekstslide

Hoe gebruik ik ander leestekens in combinatie met aanhalingstekens?
Als de zin begint met het citaat, vervalt de punt (een vraagteken of uitroepteken blijft staan), en wordt het citaat gevolgd door een komma. 

“Ik hou niet van appeltaart”, zei ik.
“Hebt u een klantenkaart?”, vroeg de kassière.
“Stilte!”, riep de docent.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe gebruik ik ander leestekens in combinatie met aanhalingstekens?

Als je een deel van een zin citeert, begint het citaat met een kleine letter, en valt de punt buiten de aanhalingstekens:

De directeur vond de ophef “nogal overdreven”.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe gebruik ik ander leestekens in combinatie met aanhalingstekens?

Bij een onderbroken geciteerde zin zet je de komma binnen de aanhalingstekens als hij ook in de hele geciteerde zin voorkomt.

“Kortom,” besloot hij zijn verhaal, “we hadden een heerlijke vakantie.”

Slide 18 - Tekstslide

Hoe gebruik ik ander leestekens in combinatie met aanhalingstekens?

Gedachten worden gewoonlijk zonder aanhalingstekens weergegeven, en na de dubbele punt volgt een kleine letter:

Ik dacht: morgen ga ik naar de film.

Slide 19 - Tekstslide

Enkele of dubbele aanhalingstekens?
Als je binnen een citaat (met dubbele aanhalingstekens) nóg een keer iets citeert, kun je ter onderscheiding enkele aanhalingstekens gebruiken:

Anneke zei: “Mijn collega is erg ongeduldig. Hij riep gisteren wel drie keer: ‘Kan dat niet sneller!?’ Hij maakt me nerveus.”

Slide 20 - Tekstslide