Let's talk about sex (2022, deel 2)

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Let's talk about sex
Klas 2

Slide 3 - Tekstslide

Regels 
3 A's

Aandacht voor elkaar
Actief meedoen
Als ik praat……

Slide 4 - Tekstslide

Waarden en normen

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Seksbox
  2. Herhaling
  3. Theoriekaart 7 + 8 + 9
  4. Afsluiting

Slide 6 - Tekstslide

Seksbox

Slide 7 - Tekstslide

Maak een woordweb
Week 5 - Puberteit
Week 6 - Voortplantingsorganen + menstruatie
Week 7 - Voortplanting, soa's
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen wat de bevruchting inhoud (hoe de eicel bevrucht wordt en wat erna gebeurd)
  • Je kan uitleggen wat er gebeurd tijdens de innesteling.
  • Je kan uitleggen hoe een baby zich tijdens de zwangerschap ontwikkeld en kan daarbij de woorden foetus en embryo gebruiken.
  • Je kent de fasen van de bevalling en kunt uitleggen hoe deze verloopt.
  • Je kent het verschil tussen geslacht en gender.
  • Je kent de begrippen: intersekse, transvrouw, transman en non-binair, en je kunt uitleggen wat deze betekenen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel.
  • Je weet wat Sexting is en kent de gevaren hiervan.








Slide 9 - Tekstslide

Theoriekaart 7
Bevruchting
Innestelling
Zwangerschap
Bevalling

Slide 10 - Tekstslide

Bevruchting
De kern van de zaadcel en eicel versmelten = bevruchting
Gebeurt in de eileider

Slide 11 - Tekstslide

Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt via de eileider richting de baarmoeder vervoerd. Het wordt een bolletje cellen die, eenmaal in de baarmoeder aangekomen, vast gaat zitten in het baarmoederslijmvlies. Dit vastzitten in het baarmoederslijmvlies noem je innesteling. Het bolletje cellen wordt dan een embryo genoemd.

Slide 12 - Tekstslide

Zwangerschap
  • Zwangerschapstest 
  • De eerste tien weken van de zwangerschap is de embryonale fase
  • Het embryo/foetus wordt tegen stoten beschermd door vruchtwater en vruchtvliezen. 
  • Placenta (moederkoek)
  • Navelstrengslagader

Slide 13 - Tekstslide

Bevalling
  • Ontsluiting
  • Uitdrijving
  • Nageboorte

Slide 14 - Tekstslide

Gender/Geslacht & Seksuele Oriëntatie
Je geslacht wordt bepaald door de geslachtsorganen waarmee je geboren wordt (man of vrouw).

Gender wordt iemands gevoel en rol in de maatschappij als man of vrouw bedoeld --> psychologische geslacht


Slide 15 - Tekstslide

Begrippen tk 8
Intersekse - Een lichaam waarbij een combinatie tussen man en vrouw is
Transgender - Je voelt je van binnen anders dan je bent geboren
Transvrouw - Als man geboren en liever door het leven als vrouw
Transman - Als vrouw geboren en liever door het leven als man
Non-binair - Je voelt je tussen man en vrouw in

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Genderstereotypen
Genderstereotypen zijn de ideeën/verwachtingen over hoe mannen/vrouwen en jongens/meisjes zich horen te gedragen.


Slide 18 - Tekstslide

Seksuele Oriëntatie

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Theoriekaart 9 - Social Media & Seksualiteit
Wanneer je seksueel getinte berichtjes, foto’s of filmpjes stuurt, ontvangt of deelt via social media, noem je dit sexting. Er zijn meerdere mogelijkheden voor sexting.
   

  • Je stuurt seksueel getinte tekstberichtjes
  • Het sturen en/of maken van seksueel getinte foto’s
  • Het sturen en/of maken van seksueel getinte video’s

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Maak TK. 7 (Website, week 7)
2. Maak TK. 8 (website, week 8)
3. Maar TK. 9 (website, week 8)

Klaar? 
Werken aan samenvatting/woordweb/ga leren voor de toets
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen wat de bevruchting inhoud (hoe de eicel bevrucht wordt en wat erna gebeurd)
  • Je kan uitleggen wat er gebeurd tijdens de innesteling.
  • Je kan uitleggen hoe een baby zich tijdens de zwangerschap ontwikkeld en kan daarbij de woorden foetus en embryo gebruiken.
  • Je kent de fasen van de bevalling en kunt uitleggen hoe deze verloopt.
  • Je kent het verschil tussen geslacht en gender.
  • Je kent de begrippen: intersekse, transvrouw, transman en non-binair, en je kunt uitleggen wat deze betekenen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel.
  • Je weet wat Sexting is en kent de gevaren hiervan.








Slide 23 - Tekstslide

HUISWERK
Hw voor 10 maart:
Theoriekaart 7, 8 en 9

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Let's talk about sex
Klas 2

Slide 27 - Tekstslide

Regels 
3 A's

Aandacht voor elkaar
Actief meedoen
Als ik praat……

Slide 28 - Tekstslide

Waarden en normen

Slide 29 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Seksbox
  2. Herhaling
  3. Leren voor de toets/vragen stellen
  4. Afsluiting

Slide 30 - Tekstslide

Seksbox

Slide 31 - Tekstslide

Vragen:
  • Waar vindt de bevruchting plaats?
  • Wat gebeurt er bij de innesteling?
  • Uit welke drie fases bestaat de bevalling?
  • Wanneer noem je iemand een transgender?
  • Wanneer noem je iemand heteroseksueel?
  • Wat is sexting?

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Automatisch systeem
1. Input (invoer): Het apparaat meet of neemt waar wat er in komt. Het ‘waarnemen’ of meten gebeurt door een sensor.

2. Proces (verwerking): De sensor stuurt de informatie naar een processor (verwerker), dit is vaak een (soort) computer. 

3. Output (uitvoer): De processor zet de uitvoerder aan het werk. De uitvoerder komt in actie als hij een signaal krijgt.
 







Slide 34 - Tekstslide

In een blokschema zoals hieronder zie je een overzicht van de stappen van een automaat.

Slide 35 - Tekstslide

Zenuwstelsel
De functie van dit stelsel is processen in je lichaam regelen. Dit gebeurd via elektrische stroompjes genaamd impulsen. 


Het zenuwstelsel kun je verdelen in 2 delen:
Centraal zenuwstelsel = Hersenen en ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel = de verbinding tussen het centrale zenuwstelsel, de spieren en de organen. Dit bestaat uit de zenuwen.


Slide 36 - Tekstslide

Een zintuig zet een prikkel om in een berichtje die je hersenen begrijpen. Zo’n berichtje heet een impuls. Via je zenuwen gaat de impuls naar je hersenen

Pas in je hersenen word je bewust van iets. 
De hersenen geven een impuls naar de spieren en er komt een reactie. 

Slide 37 - Tekstslide

Wat een geregel..
Je lichaam probeert van binnen zoveel mogelijk constant te blijven door de samenstelling van het bloed hetzelfde te houden. 

Dit gebeurt dankzij regelkringen (zie hiernaast). 
Je hersenen vergelijken telkens opnieuw of er iets bijgesteld moet worden.



het bijstellen kan vervolgens op twee manieren: via je zenuwstelsel of via je hormoonstelsel.

Slide 38 - Tekstslide

Glucosezintuigen in je bloed meten steeds hoeveel glucose er in je bloed zit.

Na een maaltijd -> veel glucose in je bloed (zie plaatje 1). Je hersenen (verwerker) regelen dan dat de alvleesklier het hormoon insuline afgeeft. Insuline regelt dat het teveel aan glucose wordt omgezet in glycogeen

Glycogeen wordt opgeslagen in je lever en spieren.




Slide 39 - Tekstslide

Als de glucosezintuigen een tijdje na de maaltijd meten dat er te weinig glucose in je bloed zit, geeft de alvleesklier het hormoon glucagon af (plaatje 2). 

Glucagon regelt dat de ‘kettingen’ van glycogeen weer worden afgebroken tot glucosedeeltjes. Deze glucosedeeltjes komen in het bloed waardoor je weer een normale hoeveelheid glucose hebt.




Op deze manier heb je de hele dag door voldoende glucose, met maar drie maaltijden per dag.

Slide 40 - Tekstslide

Sensoren meten hoeveelheid glucose -> Hersenen verwerken info en sturen hormonen aan -> Hormonen voeren uit (OF opslag Glucose of vrijmaken van glucose)


Insuline: Zorgt ervoor dat glucose wordt omgezet in Glycogeen 

Glucagon: Zorgt ervoor dat glycogeen wordt afgebroken naar glucose
Hormonen komen vanuit Alvleesklier

Opslag glucose in de lever.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Aan de slag!
1. Stel je vragen
2. Ga leren voor de toets


timer
10:00

Slide 44 - Tekstslide

HUISWERK
Hw voor 10 maart:
Theoriekaart 5, 6 en 7
Huiswerkkaart 3

Slide 45 - Tekstslide