Voegwoorden

Doel van deze les:
We gaan vandaag leren hoe je zinnen
zinnen vormt met voegwoorden.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Doel van deze les:
We gaan vandaag leren hoe je zinnen
zinnen vormt met voegwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over een voegwoord?
• 

• 
Een voegwoord ...
... voegt twee of meer zinnen samen tot een zin. 
De voegwoorden ...
... en, of, maar en want verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van voegwoorden die in
bijzinnen staan zijn:
omdat,  doordat,  zodat,  nadat, voordat,  terwijl en  totdat.  

Zij hebben de band opgepompt.
Zij stappen op de fiets.

Zij hebben de band opgepompt, voordat zij op de fiets stappen.

Slide 3 - Tekstslide

Zij hebben de band opgepompt. Zij stappen op de fiets.

Zij hebben de band opgepompt, voordat zij op de fiets stappen. Wat valt je op?

Slide 4 - Open vraag

We gaan naar buiten. We gaan met de bal spelen.

We gaan naar buiten, omdat we met de bal gaan spelen.
Wat valt je op ?

Slide 5 - Open vraag

De voegwoorden en, of, maar en want  verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 
Voorbeelden van voegwoorden die in
bijzinnen staan zijn:  
omdat,  doordat,  zodat,  nadat, 
voordat,  terwijl,   totdat. 
 

Als je een van deze voegwoorden
gebruikt om zinnen te verbinden, krijg  je een hoofdzin en een bijzin.
In de bijzin verandert de woordvolgorde.

Slide 6 - Tekstslide

Sanne heeft zich gedoucht, ............. ze op de boerderij heeft gespeeld.

Welk voegwoord past het best op het stippellijntje?
A
zodat
B
nadat
C
terwijl
D
totdat

Slide 7 - Quizvraag

Klik op de zin met het juiste voegwoord.
A
Kees kan niet goed lopen, voordat hij van de trap is gevallen.
B
Kees kan niet goed lopen, totdat hij van de trap is gevallen.
C
Kees kan niet goed lopen, doordat hij van de trap is gevallen.
D
Kees kan niet goed lopen, terwijl hij van de trap is gevallen.

Slide 8 - Quizvraag

De auto staat voor het zebrapad, .................. de voetganger oversteekt.

Welk voegwoord past het best op het stippellijntje?
A
totdat
B
terwijl
C
zodat
D
nadat

Slide 9 - Quizvraag

Verbind de volgende zinnen met het voegwoord: zodat .

Er staan stoplichten bij dit kruispunt.
Er gebeuren geen ongelukken.

Slide 10 - Open vraag

Hoe kan je de zin het best afmaken?

Martin vult het antwoord in, nadat ..................

A
......hij klaar is met het werk.
B
.......hij is begonnen.
C
.......hij er goed over heeft nagedacht.
D
........hij de vraag even snel had gelezen.

Slide 11 - Quizvraag

Nog even je geheugen opfrissen!

Welke voegwoorden verbinden 2 hoofdzinnen met elkaar ?
A
en, omdat, doordat, want
B
maar, doordat, omdat, terwijl
C
omdat, doordat, terwijl, en
D
en, of, maar, want

Slide 12 - Quizvraag

Bij alle voegwoorden plaats je een komma voor het voegwoord.
Behalve bij het voegwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 13 - Quizvraag


Klik op het goede antwoord.

Als je een hoofdzin verbindt met een bijzin .......
A
verandert de woordvolgorde in de bijzin.
B
verandert de woordvolgorde in de hoofdzin.
C
verandert er niets.
D
gebruik je het voegwoord "en".

Slide 14 - Quizvraag