examentraining argumenteren januari 2024, stof Kern 19 tm 22

                                              Op weg naar het eindexamen Nederlands:
                                    opfrissen argumentatietheorie deel I



Amstelveen College
6 V 2023-2024

1 / 63
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 63 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

                                              Op weg naar het eindexamen Nederlands:
                                    opfrissen argumentatietheorie deel I



Amstelveen College
6 V 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Lesdoelen
  • Wat weet je al?
  • Herhaling theorie: argumenteren tot aan drogredenen
  • Korte pauze
  • Herhaling theorie drogredenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Je weet na deze les (weer) wat standpunten, (tegen)argumenten, feitelijke en waarderende argumenten, weerleggingen, argumentatieschema's en argumentatiestructuren zijn
  • Je kunt deze zaken uit teksten halen en toepassen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort vragen kun je op het ED en het CSE over argumenteren verwachten?
  1. Wat is het standpunt van de schrijver over x?
  2. Welk argument (of welke argumenten) gebruikt de schrijver om zijn mening in al. y te onderbouwen? En welke sub-argumenten?
  3. Waarmee weerlegt de schrijver het tegenargument? 
  4. Van welke argumentatiestructuur is in al. z sprake?
  5. Teken de argumentatiestructuur van al. p?
  6. Van welke drogredeneringen is er sprake in in al. q t/m r?
  7. Etc. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je minimaal nodig voor een redenering (argumentatie)?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg het verschil uit tussen een argumentatiestructuur en een argumentatieschema

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen tegenargument en een weerlegging?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Twee soorten argumenten:
  • feitelijke argumenten: je kunt ze controleren, ze zijn waar of niet waar
  •    'Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want die zit bij mij om de hoek.'
  • waarderende argumenten: deze geven aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk, goed of slecht is. Je kunt ze niet controleren
  •    'Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want ik vind het een fijne winkel.' 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Agumentatiestructuren ('blokjesschema's'),              3 hoofdsoorten:
  1. Enkelvoudig 
  2. Onderschikkend
  3. Nevenschikkend (onafhankelijk of afhankelijk)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach


want zij heeft al veel ervaring.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, 


want zij heeft ruime ervaring in die branche.
 

Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)

Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.




Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Bij een afhankelijke nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Alleen in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).




Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend afhankelijk
                                   Ik ga niet studeren in Leiden


Mijn broer woont daar                                   en ik wil niet in dezelfde
                                                                                 stad wonen als mijn                                                                                             broer

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt
Argument 1
Argument 2
De rekening was belachelijk hoog
De volgende keer nemen we een andere loodgieter
We hebben uren zitten wachten voordat hij er was

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend en onafhankelijk
D
Nevenschikkend en afhankelijk

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje
Mobiele telefoons zouden verboden moeten worden voor jongeren. 
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend en onafhankelijk
D
Nevenschikkend en afhankelijk

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik denk niet dat de VVD veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers nu ontevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de VVD veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers nu ontevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tegenargument en weerlegging
  • tegenargument: je ontkracht een standpunt
  • weerlegging: je ontkracht het argument
  • bijv: 'het nieuws zou veel meer aandacht moeten krijgen in de klas, want leerlingen weten vaak nauwelijks wat er in de krant staat'
  • tegenargument: 'scholen geven al meer dan genoeg aandacht aan nieuwsquizzen of maatschappijleer' 
  • weerlegging: 'leerlingen volgen het nieuws op een andere manier, via social media i.p.v. de krant. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet op de hoogte zijn'
  • Argumentatie o.b.v. vergelijking
  • Argumentatie o.b.v. voorbeelden
  • Argumentatie o.b.v. voor- en nadelen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatieschema (redenering)
Een argumentatieschema geeft de aard aan van het verband tussen een standpunt en een argument.
We onderscheiden de volgende zes argumentatieschema’s

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agumentatieschema's:  je moet deze zes kennen voor het examen:
  1. Argumentatie o.b.v. autoriteit
  2. Argumentatie o.b.v. kenmerk of eigenschap
  3. Argumentatie o.b.v. oorzaak en gevolg
  4. Argumentatie o.b.v. vergelijking
  5. Argumentatie o.b.v. voorbeelden
  6. Argumentatie o.b.v. voor- en nadelen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld : argumentatie o.b.v. autoriteit (1)
Suiker blijkt veel ongezonder dan onverzadigd vet te zijn (standpunt). Het Voedingscentrum (betrouwbare autoriteit) presenteert dit in zijn nieuwe Schijf van Vijf en biedt alternatieven (argument). 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld : argumentatie o.b.v. kenmerk of eigenschap (2)
Jeroen is eigenlijk nog een groot kind (standpunt), want het liefst speelt hij nog met zijn piratenlego (argument)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld : argumentatie o.b.v. oorzaak en gevolg (3)
Wij komen nooit meer op tijd (standpunt, gevolg), deze file staat tot Utrecht (argument, oorzaak).

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld : argumentatie o.b.v. vergelijking (4)
Als je zegt dat ons land niet geregeerd moet worden door professionele bestuurders (standpunt), dan wil je zeker ook zelf achter de knuppel van je vakantievlucht gaan zitten (argument)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld : argumentatie o.b.v. voorbeelden (5)
De laatste paar jaar heeft PSV iedere competitiewedstrijd na een Europese overwinning verloren (argument, voorbeelden). Ze zullen het zondag dus moeilijk gaan krijgen (standpunt).

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld : argumentatie o.b.v. voor- en nadelen (6)
Als je meer gaat trainen zullen je hockeyprestaties wel verbeteren, maar je zult op school wel problemen gaan krijgen om de boel bij te houden. Als je het niet erg vindt om eventueel een jaartje langer over je school te doen (argumenten, afwegingen), zou ik die trainingen erbij gaan doen (standpunt).

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opwarming van de aarde zorgt ervoor dat arme landen steeds meer problemen krijgen met hun watervoorziening. Zij hebben geen geld om water uit andere gebieden te halen, waardoor de tekorten aan drinkwater verder toenemen en het nog moeilijker wordt om voedsel te verbouwen
A
argumentatie op basis van vergelijking
B
argumentatie op basis van voorbeelden
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij vonden het een prima appartement met een heerlijk terras en ideaal vlakbij zee. Negatief was dat de bedden compleet doorgelegen waren. Ook hadden wij nauwelijks warm water in de douche. En tot slot hadden wij erg veel kakkerlakken. Met kleine kinderen is dat niet echt prettig. Het waren gelukkig maar hele kleintjes, maar toch niet echt aangenaam. Al met al denk ik dat we de volgende keer toch een andere accommodatie boeken.
A
argumentatie op basis van vergelijking
B
argumentatie op basis van voor- en nadelen
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het was mooi om te zien dat zoveel supporters ons kwamen steunen. Ook bij een eerdere uitwedstrijd was dit het geval en toen liep het goed af. Ik verwacht zaterdag met twee bussen supporters dan ook een overwinning bij de wedstrijd tegen Amsterdam.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van voor- en nadelen
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van vergelijking
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatverandering is zeker van invloed op de gezondheid van de mensen. Vooral oudere mensen kunnen slecht tegen hitte. Er zullen daardoor alleen in Europa al nog meer mensen overlijden dan de tienduizenden mensen die nu al per jaar door de hitte sterven.
A
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
argumentatie op basis van vergelijking
C
argumentatie op basis van voorbeelden
D
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die erop wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voor- en nadelen
B
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
C
argumentatie op basis van vergelijking
D
argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Suiker blijkt veel ongezonder dan onverzadigd vet te zijn. Het Voedingscentrum presenteert dit in zijn nieuwe Schijf van Vijf en biedt alternatieven.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van voorbeelden
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verzwegen argument
  • De aanvaardbaarheid van een argumentatieschema is meestal afhankelijk van het verzwegen argument
  • Bijvoorbeeld: 'Arjen is niet echt met de milieuproblematiek bezig en hij geeft zijn kinderen een slecht voorbeeld, want hij eet gewoon elke dag vlees
  • Blijkbaar gaat de spreker ervan uit dat 'elke dag vlees eten' kenmerkend is voor mensen die niks om het milieu geven'
  • De aanvaardbaarheid van het verzwegen argument staat of valt met de inhoudelijke juistheid van het verzwegen argument
  • Maak dus altijd de verzwegen argumenten expliciet voordat je een uitspraak doet over de aanvaardbaarheid van de argumentatie

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een volgende les
  • We behandelen drogredeneringen
  • Er worden dan een foutieve argumentaties gebruikt voor standpunten, waardoor de redenering niet-aanvaardbaar is
  • Voor het examen moet je twaalf drogredeneringen (her)kennen

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu: zelfstandig aan het werk
  • Lees de tekst op pagina 104 van het oefenboek
  • Maak in je schrift vraag 14 t/m 21 over die tekst (zie pagina 105)
  • Dit is huiswerk voor de volgende les
  • De pagina's uit het oefenboek vind je hier: 
  • http://bit.ly/3KlQPHD 

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding
  • Wat is een standpunt?
  • Welke signaalwoorden horen hierbij?
  • Wat is een (tegen)argument?
  • Welke signaalwoorden horen hierbij? 
  • Wat is een weerlegging?
  • Wat zijn feitelijke argumenten? En wat zijn waarderende argumenten?
  • Wat zijn argumentatieschema's?
  • En, tot slot, wat zijn argumentatiestructuren? Welke drie hoofdsoorten ken je?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                                              Op weg naar het eindexamen Nederlands:
                                    opfrissen argumentatietheorie deel 2



Amstelveen College
6 V 2023-2024

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogredeneringen
Het verkeerd gebruiken van een argumentatieschema is een drogredenering, een fout in de discussie
De twaalf drogredenen die je moet kennen voor de toetsweektoets en voor het CSE worden hierna behandeld. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
  • Aan een bepaald kenmerk of bepaalde eigenschap wordt wel betekenis toegekend (dit wordt overgewaardeerd), terwijl andere belangrijke kenmerken of eigenschappen NIET worden genoemd. 
  • Voorbeeld: onze conciërge kan prima met pubers omgaan, hij is dus de ideale leraar.
  • Kritiek: Er wordt gedaan alsof het goed kunnen omgaan met pubers de enige eigenschap is voor de ideale leraar

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie 
  • Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
  • Voorbeeld: Sinds ik niet meer automatisch meespeel, maar mijn Staatsloten op het postkantoortje koop, val ik steeds weer in de prijzen.
  • Kritiek: Er wordt gedaan alsof het kopen van de loten op het postkantoortje de oorzaak is van het feit dat ik steeds in de prijzen val, maar er zou ook een andere oorzaak kunnen zijn…

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Onjuist beroep op voor- en nadelenschema
  • De voor- of nadelen worden flink overdreven.
  • Voorbeeld: Scholen zouden een uur eerder moeten beginnen, omdat zowel de leerlingen als de docenten dan langer van hun middag kunnen genieten, meer tijd hebben voor huiswerk of het nakijken van toetsen en een gezond ochtendritme ontwikkelen.
  • Kritiek: Bij dit voorbeeld worden meerdere voordelen gegeven van het vroeger beginnen van scholen. Nadelen (niet iedereen is een ochtendmens, leerlingen en docenten voelen zich niet uitgeslapen, et- cetera) worden genegeerd.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Onjuist beroep op autoriteit
  • Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak. Of hij heeft belang bij de zaak
  • Voorbeeld: condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
  • Kritiek: weet de paus echt iets van dit onderwerp? En is hij onpartijdig?

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Overhaaste generalisatie
  • Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.
  • Voorbeeld: Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.
  • Kritiek: Dat mijn opa toevallig zo oud is geworden, zegt nog niets over het effect van een paar glazen alcohol drinken voor anderen.

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Verkeerde (valse) vergelijking
  • Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.
  • Voorbeeld: volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.
  • Kritiek: de bus en de sprinter zijn niet in alle opzichten met elkaar vergelijkbaar

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Vals dilemma
  • Hierbij worden twee alternatieven voorgesteld als de enige mogelijkheden, terwijl er in werkelijkheid nog andere zijn.
  • Voorbeeld: de wetenschap kan het ontstaan van graancirkels niet goed verklaren, dus graancirkels zijn het werk van aliens.
  • Kritiek: er worden twee opties aangedragen: óf de wetenschap moet het kunnen verklaren (optie A) óf graancirkels zijn het werk van aliëns (optie B). Dit zijn echter niet de enige opties. Misschien is de wetenschap momenteel niet zo ver dat ze het fenomeen kan verklaren, maar is ze dat over 10 jaar wel. Er kunnen dus meerdere verklaringen zijn voor het fenomeen.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Persoonlijke aanval
  • Voorbeeld:
       Moeder: ‘Evelien, jij zou meer fruit en groenten moeten eten, dat is veel gezonder.’
       Evelien: ‘Wat weet jij nou van gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!’


  • Kritiek: Je valt de persoon aan en niet zijn argumenten.

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. Ontduiken van de bewijslast
  • Je keert de bewijslast om en laat de tegenpartij het tegendeel bewijzen.
  • Voorbeeld: ik vind dat poëzie geschrapt kan worden uit de examenstof voor het VWO!     Geef me één goede reden waarom dat niet zou kunnen.
  • Standpunt: poëzie kan geschrapt worden uit de examenstof voor het VWO.
  • Argument: Geef me één goede reden waarom dat niet zou kunnen.
  • Verzwegen argument: Als je geen goede reden hebt waarom we poëzie niet zouden schrappen, dan kan het worden geschrapt.
  • Kritiek: Hier wordt een mening gegeven, maar geen argument! Reageer daarop: Ik hoef daarvoor geenreden te geven. Geef jij maar een reden waarom het geschrapt zou moeten worden.




Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10. Cirkelredenering
  • Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
              Standpunt: Ik ben de baas
              Argument: ik heb het hier voor het zeggen
  • Richt je kritiek op het feit dat standpunt en argument hetzelfde zijn. 





Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Vertekenen van het standpunt
  • Voorbeeld: Jij vindt dat we de toelating van asielzoekers moeten beperken. Dus jij bent een aanhanger van Geert Wilders.
  • Standpunt: jij bent een aanhanger van Geert Wilders.
  • Argument: Jij vindt dat we de toelating van asielzoekers moeten beperken.
  • Verzwegen argument: als je vindt dat we de toelating van asielzoekers moeten beperken, ben je een aanhanger van Geert Wilders.
  • Hier worden woorden in de mond gelegd; de ander heeft deze uitspraak helemaal niet gedaan. Oplossing: zeg dit ook.




Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12. Bespelen van het publiek
  • Bij het bespelen van het publiek wordt geprobeerd de tegenstander op onredelijke wijze (emoties, angst, schuld) te overtuigen. 
  • Bijvoorbeeld:
  • -> Iedereen die de Nederlandse literatuur ook maar een beetje kent, snapt dat Hermans de beste Nederlandse schrijver ooit is.
  • -> Hoe kunt u mij nu ontslaan, ik heb het al zo moeilijk.
  • De argumenten ontbreken. Maar de spreker ontneemt de luisteraar de moed om te spreken!





Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
overhaaste generalisatie

Slide 61 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
overhaaste generalisatie

Slide 62 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
“Ik ben geen dief, want ik steel niet.”
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 63 - Quizvraag

Een spreker of schrijver gebruikt bij een cirkelredenering de bewering als het argument zelf. Vaak geeft de spreker of schrijver een definitie of omschrijving van de bewering in zijn argument, zoals in onderstaand voorbeeld een niet-kleptomaan per definitie niet steelt.