meervoud klas 1 unit 3.2
1 / 12
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe zet je een Engels woord meestal in het meervoud?
Slide 4 - Open vraag
wat is het meervoud van
dog
dog
A
dogs
B
dog's
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het meervoud van
lady
lady
A
ladys
B
lady's
C
ladies
Slide 6 - Quizvraag
wat is het meervoud van
book
book
Slide 7 - Open vraag
wat is het meervoud van
banana
banana
A
banana's
B
bananas
C
pineapple
Slide 8 - Quizvraag
wat is het meervoud van
scarf
scarf
A
scarves
B
scarfs
C
scarf's
Slide 9 - Quizvraag
wat is het meervoud van
city
city
Slide 10 - Open vraag
vertaal in het Nederlands
safe
safe
