Hoofdstuk Krachten Formatief nr 1

1 / 37
volgende
Slide 1: Video
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en 3 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Op de koorddanser werken twee krachten die elkaar opheffen.

Welke zijn dit ?
A
Kleefkracht, veerkracht
B
Veerkracht, spankracht
C
Spankracht, zwaartekracht
D
Zwaartekracht, luchtweerstand

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Wat voor kracht wordt niet hier
gebruikt?
A
Zwaartekracht
B
Spankracht
C
Spierkracht
D
Elektrische kracht

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Elektrische kracht
C
Zwaartekracht
D
Kleefkracht

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Veerkracht
C
Zwaartekracht
D
Spankracht

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je de kracht die de halter op de gewichtheffer uitoefent?
A
Spierkracht
B
Zwaartekracht
C
Gewicht
D
Massa

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noem je de kracht die de gewichtheffer op de halter uitoefent?
A
Spierkracht
B
Zwaartekracht
C
Gewicht
D
Massa

Slide 9 - Quizvraag

Welke van deze krachten werken niet op afstand?
A
Magnetische kracht
B
Luchtweerstand
C
Elektrische kracht
D
Zwaartekracht

Slide 10 - Quizvraag

Grootheid
Eenheid
meter
seconde
Kelvin
Newton
kilogram
temperatuur
tijd
kracht
massa

Slide 11 - Sleepvraag

Hoe bereken je de zwaartekracht op een massa (op aarde)?

Slide 12 - Open vraag

Hoe bereken je dan de massa van een voorwerp in kg als je de zwaartekracht erop weet?

Slide 13 - Open vraag

Het symbool voor zwaartekracht is
A
F
B
Fz
C
Fg
D
Fs

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de eenheid van zwaartekracht?
A
Watt
B
Newton per kilogram
C
Newton
D
Volt

Slide 15 - Quizvraag

Michiel weegt 65 kg. Hoeveel Newton is zijn zwaartekracht op aarde?
A
0,65 N
B
65,0 N
C
650 N
D
6500 N

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de zwaartekracht op een tennisbal van 56 gram?
A
560 N
B
5,6 N
C
0,560N
D
0,56N

Slide 17 - Quizvraag

Bereken de zwaartekracht van een koe van 560 kg
A
56 N
B
560 N
C
5600 kg
D
5600 N

Slide 18 - Quizvraag

Yara heeft een zwaartekracht op aarde van 580 N, hoeveel geeft haar weegschaal thuis aan?
A
0,580 kg
B
58,0 kg
C
5,80 kg
D
580 kg

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de massa van een hert met een zwaartekracht van 2 500 N?
A
250 kg
B
2,50 kg
C
25000 kg
D
25,0 kg

Slide 20 - Quizvraag

Op welke massa werkt een zwaartekracht van 23 N?
A
2,3 kg
B
23 kg
C
225 kg

Slide 21 - Quizvraag

Op de maan is de zwaartekracht 6x zo klein als op aarde. Wanneer je 48 kg weegt en je loopt op de maan dan is je massa daar
A
48 kg
B
8 kg
C
5 kg
D
42 kg

Slide 22 - Quizvraag

Waar zit het aangrijpingspunt van de zwaartekracht en wat is de richting van de zwaartekracht.
A
aangrijpingspunt is in het midden, de richting omlaag
B
aangrijpingspunt is in het midden, de richting omhoog
C
aangrijpingspunt is op de plek waar je de grond raakt, de richting omlaag
D
aangrijpingspunt is op de plek waar je de grond raakt, de richting omhoog

Slide 23 - Quizvraag

Willemijn wil een zwaartekracht van 49 N tekenen met een pijl van 9,8 cm.
Welke krachtenschaal moet zij gebruiken?
A
1 cm ≙ 0,2 N
B
1 cm ≙ 0,5 N
C
1 cm ≙ 5 N
D
1 cm ≙ 480 N

Slide 24 - Quizvraag

Deze pijl geeft een kracht weer van
A
1 N
B
8 N
C
13 N
D
104 N

Slide 25 - Quizvraag

Een veer heeft in ongespannen toestand een lengte van 12,0 cm. Hoe groot is de uitrekking als de nieuwe lengte 15,0 cm is?
A
kun. je niet weten
B
3,0 cm
C
12,0 cm
D
15,0 cm

Slide 26 - Quizvraag

Welke veer is stugger?
Veer 1: C = 500N/m
Veer 2: C = 0,5N/cm
A
Veer 1
B
Veer 2
C
Even stug

Slide 27 - Quizvraag

Hiernaast metingen aan 3 veren. Op de y-as staat kracht, op de x-as staat uitrekking. Van links naar rechts, veer 1-2-3.
Welke veer is het minst stug?
A
Veer 1.
B
Veer 2
C
Veer 3
D
Dat is met deze info niet te bepalen.

Slide 28 - Quizvraag

Welke veer is stugger?
A
Veer 1
B
Veer 2
C
Weet ik niet
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 29 - Quizvraag

Welke veerunster bevat de sterkste veer.
A
linker
B
middelste
C
rechter

Slide 30 - Quizvraag

Liesbeth hangt vijf gewichtjes van elk 1 N aan een veer en de veer rekt 10 cm uit.
Wat is de uitrekking van de veer als Liesbeth acht van zulke gewichtjes aan de veer bevestigt?
A
16 cm
B
21 cm
C
24 cm
D
32 cm

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening

Slide 32 - Quizvraag

Aan een veer hangt massa van 5 kg.
De veer rekt door het gewicht 10 cm uit.
Hoe groot is de veerconstante van de veer?

A
C = Fv/u = 5 / 10 = 0,5 N/m
B
C = Fv/u = 50 / 10 = 5 N/m
C
C = Fv / u = 50 / 100 = 0,5 N/m
D
C = Fv/u = 50 / 0,10 = 500 N/m

Slide 33 - Quizvraag

De nettokracht is altijd groter dan de tegenwerkende kracht.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Wanneer de nettokracht 0 is, dan...
A
sta je altijd stil
B
Sta je stil of beweeg je met een constante snelheid
C
versnel je

Slide 35 - Quizvraag

Welke kracht is bij wielrennen de grootste tegenwerkende kracht ?
A
Zwaartekracht
B
Kleefkracht
C
Wrijvingskracht
D
Luchtweerstandskracht

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de resultante kracht?
A
490 N rechts
B
490 N links
C
150 N rechts
D
150 N links

Slide 37 - Quizvraag