4.2 De industriële samenleving

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Je kunt uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving.
  • Je kunt enkele belangrijke uitvindingen noemen die in de 19e eeuw werden gedaan.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Je kunt uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving.
  • Je kunt enkele belangrijke uitvindingen noemen die in de 19e eeuw werden gedaan.

Slide 1 - Tekstslide

Slechte werk- en woonomstandigheden
  • Lage lonen, lange werktijden en een 6-daagse werkweek.
  • Vrouwen en kinderen werkten ook in de fabrieken en kregen weinig betaald.
  •  Vieze lucht en veel lawaai in de fabrieken waar het erg gevaarlijk was met onveilige machines ook in mijnen (mijngas) en binnen de spoorwegen.
  • Protesteren had geen zin want dan werd je ontslagen.
-----------------------------------------------------------------
  • De woonomstandigheden waren ook slecht: geen waterleiding of riool waardoor ziektes zich snel verspreiden
  • kleine vochtige arbeiderswoningen dicht op elkaar
  • Luchtvervuiling want de fabrieken stonden dichtbij 
  • Hoge babysterfte

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De klassenmaatschappij
  • Voor 1800 was er voornamelijk sprake van handelskapitalisme.  ondernemers maakten winst met handel door producten in te kopen en door te verkopen
  • Na 1800 ontstond industrieel (of modern) kapitalisme. Ondernemers gingen nu zelf producten produceren (maken) in fabrieken.
  • Ze wilden daarbij zoveel mogelijk (economische) vrijheid hebben, los van regels zodat ze zonder problemen (lage) lonen konden betalen, grondstoffen konden inkopen, fabrieken konden bouwen etc.
  • De standensamenleving uit vroegere tijden verdween want adel en geestelijkheid waren niet meer zo belangrijk.
  • Ondernemers en arbeiders verschilden enorm qua rijkdom, vandaar dat we zo'n samenleving een klassenmaatschappij noemen.

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende klassen
  • In de klassenmaatschappij waren 3 klassen
  1.  De ondernemersklasse, ook wel de kapitalisten. De mensen met geld zoals fabriekseigenaren. Ze woonden in buitenwijken en hadden grote huizen met tuinen en personeel.
  2. de middenklasse. Dit was een middengroep van bijvoorbeeld geschoold kantoorpersoneel, winkeliers en schoolmeesters. Ze waren niet heel rijk maar hadden het stukken beter dan de arbeiders.
  3. de arbeidersklasse. Dit was de grootste klasse, onderaan de samenleving. De arbeiders hadden geen eigen bezit maar werkten voor laag loon in fabrieken of mijnen.

Slide 6 - Tekstslide

Nieuwe uitvindingen
  • slimme ondernemers konden veel geld verdienen met nieuwe uitvindingen, die het leven aangenamer maakten. 
  • Belangrijke uitvindingen waren de verbrandingsmotor (beter dan stoom), produceren van staal (sterker dan ijzer), de gaslamp en later de gloeilamp op elektriciteit, telegrafie (tekstberichten versturen) en telefonie, huishoudelijke apparatuur etc.
  • Medici leerden hoe belangrijk hygiëne was. Ook ontdekten ze manieren om door inenting ziektes te voorkomen en mensen tijdens operaties te verdoven.
  • Er ontstond door dit alles een gevoel van vooruitgangsoptimisme: mensen kregen het gevoel dat het leven verbeterde en vooruitging. 
Alexander Graham Bell. In 1876 maakt Bell een schets waarmee hij op 14 februari patent aanvraagt. Een maand later slaagt hij in zijn eerste gesprek naar zijn assistent Watson met de woorden: 'Watson kom onmiddellijk, ik heb je nodig'.
Het was trouwens Thomas Edison (o.a. gloeilamp) die de telefoon verbeterde. Bell kon maar over 10 km telefoneren. Edison over het hele continent.

Slide 7 - Tekstslide

Begrippen
  • urbanisatie: het in korte tijd ontstaan van grote steden, ten koste van het platteland. Ook verstedelijking genoemd. 
  • kapitalisme: economisch systeem waarin ondernemers vooral winst maken met de productie van goederen, waarbij ze zo min mogelijk worden gehinderd door wetten en regels.
  • klasse: een sociale groep in een industriële en kapitalistische samenleving.
  • klassenmaatschappij: een samenleving die drie belangrijke klassen kent: de ondernemersklasse, de middenklasse en de arbeidersklasse.



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video