In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Les 5 - Vermogensdelicten en geweldsdelicten
Keuzedeel Strafrecht
Slide 1 - Tekstslide
herhaling vorige week over hoofdstuk 3
Herhaling van de strafbepaling aan de hand van opdrachten uit het boek en voor zover nog niet besproken: bespreken van opzet uit H3
Slide 2 - Tekstslide
Opdrachten
Maak nu ter herhaling van Hoofdstuk 3 de volgende opdrachten: 11a,b,d
Slide 3 - Tekstslide
Schuld en verwijtbaarheid
Schuld in ruime zin: Hier valt iedere vorm van verwijtbaarheid onder, ongeacht of er sprake is van opzet of niet.
Schuld in enge zin: Als er géén sprake is van opzet, maar de daad wel verwijtbaar is (omdat de dader zeer slordig of onoplettend is geweest).
Slide 4 - Tekstslide
Soorten opzet:
Opzet als als oogmerk: de dader handelt met de bedoeling om een bepaald (strafbaar) feit te plegen. >> Bijv. iemand opzettelijk neerschieten door met pistool op de borst te richten.
Voorwaardelijke opzet: de dader neemt (bewust) het risico dat zijn daad een bepaald gevolg zal hebben en dat gevolg neemt hij op de koop toe. >> Bijv. rijden zonder rijbewijs.
Slide 5 - Tekstslide
Kijk in je wetboek naar art. 310 Sr en vervolgens naar art. 287 Sr. Bij welk artikel is het vereist dat het de bedoeling van de dader is om het misdrijf te plegen en hij niet slechts het risico met zijn daad op het gevolg op de koop toeneemt?
Slide 6 - Open vraag
Een man heeft met de bedoeling om een andere man om het leven te brengen in een taart een dodelijke hoeveelheid arseen gestopt en deze taart naar de man opgestuurd. De taart wordt echter niet door de man, maar door zijn vrouw opgegeten. De vrouw overlijdt. Is er hier sprake van opzet op haar dood?
A
Nee, geen opzet want niet zijn bedoeling haar te doden
B
Ja, opzet want met zijn actie risico op dit gevolg op de koop toegenomen
Slide 7 - Quizvraag
Is het risico met de daad (het gif in de taart) op het gevolg (de dood van de vrouw) op de koop toenemen nu opzet als oogmerk of voorwaardelijk opzet?
A
Oogmerk
B
Voorwaardelijke opzet
Slide 8 - Quizvraag
Vermogensdelicten
Vermogensdelicten zijn delicten waarbij de dader zich geld of goederen uit het vermogen van het slachtoffer toe-eigent.
Het bekendste vermogensdelict is diefstal (art. 310 Sr), dat de vorige les al even aan bod is gekomen bij het bespreken van de bestanddelen.
Slide 9 - Tekstslide
Diefstal met braak (art. 311 Sr) of geweld(art. 312 Sr)
De dief krijgt meer straf (strafverzwaring) als er bijzondere omstandigheden zijn waaronder de diefstal is gepleegd.
Art. 311 Sr: met braak
Bijv. Twee mannen breken in de nacht in en stelen een iMac uit het huis.
Art. 312 Sr: met geweld
Bijv. Een man slaat een oud vrouwtje en pakt dan haar tas af.
Slide 10 - Tekstslide
Kijk in art 311 Sr. Kun je volgens art. 311 Sr nu alléén voor braak meer straf krijgen? Zo nee, motiveer je antwoord!
Slide 11 - Open vraag
Kijk opnieuw in art 311 Sr. Onder welke omstandigheden kun je niet ten hoogste 6 jaar gevangenisstraf krijgen, maar zelfs max 9 jaar!
Slide 12 - Open vraag
Kijk in art. 312 Sr. Moet er volgens art. 312 Sr nu ook daadwerkelijk geweld zijn toegepast?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Naast diefstal met geweld is er in art 317 Sr het delict afpersing. De overeenkomst tussen beide artikelen is dat het gaat om vermogensdelicten met geweld. Maar wat is nu het verschil tussen beide feiten?
Slide 14 - Open vraag
Andere vermogensdelicten
Verduistering, art. 321 Sr: het wederrechtelijk toe-eigenen van een goed dat hij anders dan door een misdrijf onder zich heeft
Afpersing, art. 317 Sr: iemand door geweld dwingen geld af te geven
Chantage, art. 318 Sr: iemand dwingen geld af te geven door te dreigen iets bekend te maken wat het slachtoffer niet wil
Oplichting, art. 326 Sr: Door bedrog iemand ertoe brengen dat hij geld afgeeft
Slide 15 - Tekstslide
Verduistering, art. 321 Sr
Anders dan door misdrijf onder zich hebben = al op een nette manier in je macht hebben
Voorbeeld: Een man werkt als timmerman en neemt dagelijks de werkbus en het gereedschap mee naar huis. Hij stopt met de baan, omdat hij het niet meer leuk vindt zo, maar heeft de spullen niet terug.
Diefstal, art. 310 Sr
Wegnemen = fysiek afpakken
Voorbeeld: Twee jongens nemen een scooter mee van een onbekende die zo stom was haar sleutels in het contact te laten zitten.
Slide 16 - Sleepvraag
Opdrachten
Maak nu opdrachten 2, 6, 7 en 10 van hoofdstuk 4
Slide 17 - Tekstslide
Hoofdstuk 5: geweldsmisdrijven
Slide 18 - Tekstslide
Verschillende geweldsfeiten
Voorbeelden hiervan zijn: doodslag, moord, dood door schuld, mishandeling, zware mishandeling
Net als bij een aantal vermogensdelicten zijn er strafverzwarende omstandigheden, zoals bij doodslag-moord en mishandeling en zware mishandeling.
Ook zijn er geweldsfeiten met alleen een schuldvariant en dus geen opzet
Slide 19 - Tekstslide
Kijk naar de artikelen 287 en 289 Sr. Wat is het verschil tussen beiden?
Slide 20 - Open vraag
Maak opdracht 4 uit je boek
Slide 21 - Tekstslide
Kijk nu naar de artikelen 300 en 302 Sr. Wat is hier het verschil tussen beiden?
Slide 22 - Open vraag
Lees de tekst uit je boek op pag. 47 bovenaan over dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld. Is er bij deze feiten sprake van opzet op de dood/zwaar lichamelijk letsel?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quizvraag
Door veel te weinig genomen voorzorgs- maatregelen door de eigenaar van een café, ontstaat er brand in het café en overlijden er bezoekers. Wat is het strafrechtelijke gevolg voor hem?