Week 3 - De vermogensdelicten versie 2

Criminaliteit
les 3- De vermogensdelicten
schooljaar 2020/2021, OP2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Europees rechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
les 3- De vermogensdelicten
schooljaar 2020/2021, OP2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

welke vermogensdelicten ken je?

Slide 3 - Woordweb

Warming-up: vermogensdelicten
  • Vermogensdelicten zijn misdrijven waarbij de dader zich geld of goederen uit het vermogen van zijn slachtoffer toe-eigent.
  • Bijvoorbeeld:
  • Diefstal  -  Verduistering  -  -Afpersing  -  -Chantage  -  Oplichting

Het doel van de dader is hetzelfde: iets krijgen, waar hij geen recht op heeft. Alleen de manier om het te krijgen, verschilt.
We kijken eerst naar de strafbepaling  van art. 310 Sr - diefstal
 

Slide 4 - Tekstslide

art. 310 Sr

Welk stukje bevat de sanctienorm?
A
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
B
wordt, als schuldig aan diefstal,
C
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Slide 5 - Quizvraag

art. 310 Sr

Welk stukje bevat de delictsomschrijving?
A
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
B
wordt, als schuldig aan diefstal,
C
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Slide 6 - Quizvraag

De bestanddelen van art. 310 Sr
Als een verdachte door een rechter wordt veroordeeld voor diefstal, moet hij de volgende bestanddelen bewezen verklaren:
  • (Hij die)
  • enig goed
  • dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort
  • wegneemt
  • met het oogmerk
  • om het zich wederrechtelijk
  • toe te eigenen
Lees pagina 31 in je boek strafrecht goed door om de volgende sleepvraag te beantwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

enig goed
geheel of ten dele aan een ander toebehoort
wegnemen
oogmerk
wederrechtelijk
toe-eigenen
bijv.: fiets, elektriciteit
iets van iemand anders
fysiek afpakken
de bedoeling of het opzet
zonder toestemming
zichzelf als eigenaar gedragen

Slide 8 - Sleepvraag

Het verschil tussen diefstal en verduistering is maar heel klein. Op één bestanddeel na lijken de strafbepalingen precies op elkaar. 
Welk bestanddeel hoort bij diefstal, welk bij verduistering?
diefstal, art. 310 Sr
verduistering, art. 321 Sr
wegnemen = fysiek afpakken
anders dan door misdrijf onder zich hebben = al op een nette manier in je macht hebben
Voorbeeld: Een mevrouw werkt in een supermarkt en neemt rollen plakband van haar werk mee naar huis,  zonder te betalen.
Voorbeeld: Twee jongens nemen zonder iets te vragen een auto van iemand anders mee en rijden een tijdje rond. Vervolgens laten ze de auto 100 km verderop ergens staan en gaan met de trein terug naar huis.

Slide 9 - Sleepvraag

Diefstal met braak (art. 311 Sr) of geweld(art. 312 Sr)
De dief krijgt meer straf (strafverzwaring) als er bijzondere omstandigheden zijn waaronder de diefstal is gepleegd.
art. 311 Sr: met braak
  • Bijv. Twee mannen breken in de nacht in en stelen een iMac uit het huis.
art. 312 Sr: met geweld
  • Bijv. Een man slaat een oud vrouwtje en pakt dan haar tas af.

Slide 10 - Tekstslide

Meneer Helmer - deel 2
In het tweede deel van de zaak van meneer Helmer, die wij in week 1 hebben gekeken, gaat het ook om vermogensdelicten.

Slide 11 - Tekstslide

2

Slide 12 - Video

09:30
Over welke strafbepaling gaat het dus?
A
art. 311 Sr
B
art. 312 Sr

Slide 13 - Quizvraag

09:51
'Mijn strafblad bestaat alleen maar uit 310, 311'
Wat heeft hij dus allemaal gedaan?
A
afpersing, chantage
B
diefstal, inbraak
C
oplichting, flessentrekkerij

Slide 14 - Quizvraag

Andere vermogensdelicten
Afpersing, art. 317 Sr: iemand door geweld dwingen geld af te geven
Chantage, art. 318 Sr: iemand dwingen geld af te geven door te dreigen iets bekend te maken wat het slachtoffer niet wil
Oplichting, art. 326: Door bedrog iemand ertoe brengen dat hij geld afgeeft

Slide 15 - Tekstslide

we hebben nu meerdere vermogensdelicten besproken, wat is nu ook het verschil tussen diefstal met geweld en afpersing?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

was in het filmpje nu sprake van een poging afpersing of een diefstal met geweld?
A
afpersing
B
diefstal met geweld

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

geef aan of er bij deze overval sprake is van afpersing of van diefstal met geweld en licht dit toe

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

De familie de Mol doet aangifte van het volgende delict:
A
afpersing, art. 317 Sr
B
chantage, art. 318 Sr
C
oplichting, art. 326 Sr

Slide 22 - Quizvraag