Kwaliteitsquiz

Kwaliteitsquiz
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundePraktijkonderwijsLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Kwaliteitsquiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een juiste patiëntenidentificatie?
A
Geboortedatum
B
Naam + geboortedatum
C
Polsband

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer voer je patiëntenidentificatie uit?
A

Slide 3 - Quizvraag

Welke methodiek gebruik je bij een overdracht of telefonisch overleg?
A
SBARR
B
AMPLE
C
EWS

Slide 4 - Quizvraag

Een patiënt gaat naar de afdeling, wat vul je altijd in?
A
SBARR
B
EWS
C
ALS
D
SBARR + EWS

Slide 5 - Quizvraag

Als de patiënt meer dan 24 uur op de IC heeft gelegen vraag je een CIV-consult aan voor overplaatsing naar de afdeling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn GEEN risicovolle medicatie?
A
Sound alike medicatie
B
Opiaten
C
Verdunde elektrolyten
D
CMR: Carcinogene, Mutagene en/of Reprotoxische geneesmiddelen

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer doe je een time-out?
(meerdere antwoorden juist)
A
TEE onder sedatie
B
Centrale lijn plaatsen
C
Neusmaagsonde inbrengen
D
Intuberen

Slide 8 - Quizvraag

Een time-out procedure (mits volledig en correct uitgevoerd) zorgt voor een lagere mortaliteit, minder complicaties en kortere opnameduur
A
Waar
B
Deels waar
C
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN doel van de TIME-OUT?
A
Voorkomen veiligheidsrisico's voor de patiënt
B
Voorkomen verspilling
C
Betere en efficiëntere samenwerking
D
Iedereen met de neus in een andere richting

Slide 10 - Quizvraag

Welke handeling valt op de IC onder algemene toestemming?
A
Tracheostoma
B
Camino
C
IABP
D
CVVH

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN moment voor handhygiëne?
A
Voor een schone of aseptische handeling
B
Voor contact met de directe omgeving van de patiënt
C
Na (mogelijk) contact met lichaamsvloeistof van de patiënt
D
Na contact met de directe omgeving van de patiënt

Slide 12 - Quizvraag

Wat doe je als je patiënt is gevallen tijdens opname?
A
Val melden bij de arts
B
VIM schrijven
C
Interventies bedenken om een volgende val te voorkomen
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quizvraag

Wat is in het kader van valpreventie specifiek voor de IC/MC?
A
De meeste IC/MC patiënten hebben een verhoogd risico op vallen
B
Bij elke IC/MC patiënt moet de valscreening ingevuld worden
C
De bedhekken staan omhoog bij elke patiënt op de IC/MC
D
Tijdens de ADL worden de bedhekken omlaag gedaan als de patiënt op de zij gedraaid wordt

Slide 14 - Quizvraag

Een patiënt heeft het recht op het weigeren van de aanwezigheid van een medische student
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Een patiënt heeft het recht om gegevens in het dossier te verbeteren, aan te vullen of af te schermen als deze niet juist zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

De patiënt heeft de plicht om binnen redelijke grenzen adviezen die hij/zij krijgt op te volgen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

De patiënt heeft de plicht om het te melden wanneer hij/zij foto's of filmopnamen van medepatiënten of medewerkers heeft gemaakt
A
Waar
B
Niet waar
C
Geen van beiden

Slide 18 - Quizvraag

Het dragen van ringen, horloges en kettingen is niet toegestaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat valt er onder het protocol 'Prikaccident'?
A
Bloed spat op je hand
B
Pleuravocht spat in je oog
C
Je patiënt bijt in je arm
D
Je prikt je aan een naald die je klaargelegd hebt voor injectie

Slide 20 - Quizvraag

Welke lichaamsvloeistoffen kunnen, naast bloed, tot besmetting met HBV, HCV of HIV leiden?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Urine
B
Liquor cerebrospinalis
C
Feces
D
Vruchtwater

Slide 21 - Quizvraag

Wat doe je bij stroomuitval?
A
Noodbakken uit de depotheek halen
B
Bij je patiënt blijven
C
Aanwijzingen van de coördinatoren opvolgen
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 22 - Quizvraag