Les 4: Volledige en onvolledige verbrandingen

Les 1: Verbrandingsreacties
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 1: Verbrandingsreacties
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 1 - Tekstslide

  • Er moet een brandstof aanwezig zijn, bijvoorbeeld aardgas.
  • Je moet zuurstof (O2) toevoegen.
Als je een stof gaat verbranden zijn er altijd drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden:
  • En er is een ontbrandingstemperatuur aanwezig.
  • De ontbrandingstemperatuur is nodig om de verbranding te kunnen starten. 
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 2 - Tekstslide

  • Bij de verbranding van koolstof ontstaat koolstofdioxide.
  • C (s) + O2 (g) → CO2 (g)
  • Bij de verbranding van zwavel ontstaat zwaveldioxide.
  • S (s) + O2 (g) → SO2 (g)
  • Bij de verbranding van waterstof ontstaat water.
  • 2 H2 (g) + O2 (g) → 2 H2O (l)
Bij de verbranding van stoffen ontstaan de oxiden van de elementen die in die stoffen zitten.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 3 - Tekstslide

Om een stof te verbranden heb je een brandstof nodig.
Bekende voorbeelden van brandstoffen zijn de   fossiele brandstoffen;
  • steenkool (koolstof)
  • aardgas (voornamelijk methaan, CH4)
  • aardolie (mengsel met moleculen met veel C (en H) atomen) bijvoorbeeld benzine C8H18.
  • aardgas/aardolie = koolwaterstoffen (C,H atomen)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Je gebruikt een reagens om een stof aan te tonen.
Een reagens moet gevoelig en selectief zijn:
  • Een gevoelig reagens toont een kleine hoeveelheid van een stof aan.
  • Een selectief reagens toont slechts weinig stoffen aan.
  • Hoe selectiever en gevoeliger, hoe beter het reagens.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 6 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
  1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
  2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof).
Volledig en onvolledig heeft betrekking op de reactieproducten. Zowel bij de volledige als onvolledige verbranding van het element waterstof ontstaat de stof water.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 7 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
  1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 8 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
   1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof                 aanwezig (overmaat zuurstof)
Bij de volledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
  • koolstof (C) ontstaat koolstofdioxide (CO2)
  • zwavel (S) ontstaat zwaveldioxide (SO2)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 9 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:  
   2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof            aanwezig (ondermaat zuurstof)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 10 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
   2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof               aanwezig (ondermaat zuurstof)
Bij de onvolledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
  • koolstof (C) ontstaat koolstof (roet) (veroorzaakt gele vlam) en/of koolstofmonoxide (CO)
  • CO wordt ook wel kolendamp genoemd
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 11 - Tekstslide

8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Voorbeelden van reactievregelijkingen:
Geef de reactievergelijking van de                                  volledige verbranding van methaan.

  • ... CH4 (g) + ... O2 (g) --> ... CO2 (g) + ... H2O (l)
  • ... CH4 (g) + 2 O2 (g) --> ... CO2 (g) + 2 H2O (l)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

  1. Vul een bolbuis met een klein beetje 'diesel'.
  2. Verwarm de diesel met een kleurloze vlam.
  3. Vang de verbrandingsproducten op in een wasfles met joodwater.
  4. Als het joodwater niet van kleur verandert dan heb je geen zwaveldioxide aangetoond en dus geen zwavel (zwavelarm).
  5. Verandert het joodwater wel van kleur, dan heb je wel zwaveldioxide aangetoond en ook zwavel (zwavelhoudend)
Vraag 6 
Stephanie tankt diesel. Ze kan kiezen uit zwavelhoudende en zwavelarme diesel. Maak een werkplan voor een proef waarmee Stephanie kan onderzoeken of ze zwavelarme diesel heeft getankt.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 16 - Tekstslide

Sommige brandtstoffen bevatten zelf als zuurstof atomen. Bij de verbranding komen die zuurstofatomen los en die worden vervolgens ook gebruikt om de stof verder de verbranden.
Voorbeeld: kaarsvet: C18H36O2 (s)
  • De verbrandingsproducten blijven CO2 en H2O.
  • ... C18H36O2 (s) + ... O2 (g) → ... CO2 (g) + ... H2O (l)
  • ... C18H36O2 (s) + ... O2 (g) → 18 CO2 (g) + 18 H2O (l)
  • ... C18H36O2 (s) + 26 O2 (g)  → 18 CO2 (g) + 18 H2O (l)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 17 - Tekstslide