Hoofdstuk 7 paragraaf 2 De grote Oost-Japanse ramp

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 7 paragraaf 2 De grote Oost-Japanse ramp

Wat doen we vandaag?

Terugblik naar vorige les. 

Leerdoelen

Uitleg over leerdoelen

Werken aan huiswerkopdrachten

Schuif de plaatbewegingen naar de juiste plaats.

Beschrijf zo uitgebreid mogelijk de situatie voor de kust van Japan. Schrijf ook wat op over de gevolgen van deze situatie

De botsing bij Japan

De zware oceanische plaat

-->

duikt onder de lichte continentale plaat

Dit noem je een subductiezone

Gevolgen:

Aardbevingen (tsunami)

Vulkanisme

Leerdoelen

• Hoe ontstaat een aardbeving

• Je kan de Schaal van Richter gebruiken om aan te geven hoe zwaar een aardbeving is

• Je kan uitleggen hoe een tsunami ontstaat

Hoe ontstaat een aardbeving?

Als platen convergent of transform bewegen, kunnen zware aardbevingen ontstaan.

Waar de beving ontstaat, is het hypocentrum. Waar hij aan het oppervlak komt, is het epicentrum.

Schaal van Richter

Elk hoger nummer op de schaal

betekent 10 x zwaarder dan het 

vorige nummer

Voorbeeld: 

Kracht 2 is 10x zwaarder dan kracht

1, maar kracht 3 is 100x zwaarder

dan kracht 1

Welke gevolgen van de aardbeving zag je terug in de filmpjes?

De schaal van Richter

Schaal van Mercalli en de schaal van Richter, beide geven ze aan hoe zwaar een aardbeving of zeebeving is. De schaal van Richter geeft de kracht van de beving aan en de schaal van Mercalli de schade die is ontstaan.

Een tsunami op open zee is nog niet echt gevaarlijk. Pas als de golf aan de kust komt wordt het een probleem.

Het water bij de kust remt af, omdat het ondieper wordt. Daardoor haalt de achterkant van de golf de voorkant in, en ontstaat een

metershoge

vloedgolf.

津波 (tsunami, "tsunami") 津 (tsu, "haven") 

波 (nami, "hoge golf")

Een tsunami op open zee is nog niet echt gevaarlijk. Pas als de golf aan de kust komt wordt het een probleem.Het water bij de kust remt af, omdat het ondieper wordt. Daardoor haalt de achterkant van de golf de voorkant in, en ontstaat een

metershoge

vloedgolf.

De hoogte van een tsunami

De golf beweegt met 800 km/u over de zee.

Dichtbij de kust botst de golf

tegen de ondiepere zeebodem aan

De golf kan zijn energie niet meer

kwijt naar voren en moet dus omhoog

Op 11 maart 2011 was er in het oosten van Japan een aardbeving van 8.9 op de Schaal van Richter.

Het epicentrum lag 130 kilometer van de kust, dus in de oceaan. Daarom was dit een zeebeving.

Door de schok begon de oceaan ook in beweging te komen. Er ontstond een vloedgolf die op de kust van Japan af ging:

een tsunami.

Tsunami in Japan(2011)

• Twee platen kwamen met elkaar in botsing. Door de wrijving dierbij ontstond, schoten de platen weer los. Een gebied ter grote van heel Nederland(!!) werd opgetild. 
• Deze aardbeving duurde i.p.v. een paar seconden, drie minuten. 

De tsunami in Japan kwam een paar minuten na de beving al aan land, dus veel mensen waren nog niet in veiligheid. Daardoor verdronken veel mensen bij de kust.

De kracht van water kan grote schade aanrichten. Er werden veel gebouwen verwoest. Door het water ontplofte ook een kerncentrale. De straling die daarbij vrijkwam was ook erg gevaarlijk voor mensen.

Gevolgen van de tsunami

• Een groot probleem was het overhitten en ontploffen van de kernreactor in Fukushima. 
• Alle bewoners in een straal van 30 km moesten worden geevacueerd. Uit dit gebied halen, omdat het niet meer veilig was. 

Gevolgen van de tsunami

• Een tsunami wordt pas gevaarlijk bij de kust
• In het ondiepe water remt de golf en wordt hij steeds groter en groter. 
• Dan komt er een 'muur' op het land af. 

Gevolgen van de tsunami

• Pas een jaar later was de situatie rond Fukushima onder controle. 
• Alleen mensen die in de buitenste ring van het gebied woonde mochten weer terug. De rest bleef verboden gebied. 
• Tot de dag van vandaag blijven ze metingen doen. 

De tsunami bij Fukushima

Waarom was het ook na de tsunami nog levensgevaarlijk om hier in de buurt te komen?

Aan de slag! 

Wat ga je doen? -->Je leest de tekst van 7.2

Wat ga je maken? --> Je maakt opdracht 1 t/m 6 

Wat heb je nodig? --> Je lesboek, basisboek en werkboek

Hoe ga je te werk? -->Je werkt samen, overleggen op fluistertoon

Wat doe je als je een vraag hebt? --> Loop langs de docent

Hoe lang krijg je de tijd? --> 15 min tot het einde van de les.