H3-4 - 20-01

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen. Dit noem je ...
A
Lening
B
Schuld aangaan
C
Leenmotieven
D
Krediet

Slide 2 - Quizvraag

Programma 20-01
  • Herhaling 3-3
  • Theorie 3-4
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Tekstslide

Boris koopt een tv. Als Boris direct betaalt is de verkoopprijs
€ 500,-. Boris kiest er voor om de tv in termijnen te betalen. Hij betaalt 12 termijnen van € 50,-. Bereken de kredietkosten.
A
€ 50,-
B
€ 100,-
C
€ 500,-
D
€ 600,-

Slide 4 - Quizvraag

Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk € 148. Looptijd is twee jaar.
Bereken de kredietkosten.

Slide 5 - Open vraag

3.4 Nog meer bankzaken?

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les weet je:
  • wat de rol van banken is bij vraag en aanbod van geld 
  • welke voor- en nadelen er zijn als je geld belegt in plaats van spaart 
  • wat vreemde valuta's zijn en hoe je de wisselkoers gebruikt
  • hoe je euro's naar vreemd geld omrekent en andersom

Slide 7 - Tekstslide

Vraag en aanbod van geld
Banken zijn belangrijk in ons geldverkeer
Banken lenen een deel van ons spaargeld uit.
De rente voor sparen is altijd lager dan voor lenen

Slide 8 - Tekstslide

De rol van de banken:
Bemiddelen tussen vraag en aanbod van geld:
- vragers: gezinnen en bedrijven die geld lenen 
- aanbieders: gezinnen en bedrijven die geld sparen


Slide 9 - Tekstslide

Beleggen
Hoe verdien je ermee?


  • als je aandelen van een bedrijf koopt, wordt je een voor een deel eigenaar van het bedrijf
  • gaat het goed met het bedrijf, dan stijgt de waarde van je aandelen
  • gaat het minder goed met het bedrijf, dan daalt de waarde van je aandelen
  • een bank kan je adviseren, hiervoor betaal je de bank een vergoeding

Slide 10 - Tekstslide

Beleggen

Risico's
  • je steekt je geld in iets waarvan je verwacht dat het geld opbrengt
  • je loopt het risico dat je belegging minder waard wordt
  • beter om te beleggen met geld waarvan het niet erg is als je het zou verliezen

Slide 11 - Tekstslide

Ben jij al eens een keer in een land geweest waar ze met een andere munt betaalde? (Niet met de EURO)
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Eurozone
Eurozone: landen die de euro als wettig betaalmiddel hebben.

Buiten de eurozone: vreemde valuta oftewel vreemd geld.

Slide 13 - Tekstslide

Wisselkoers
Wisselkoers:
Geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan.

Banken gebruiken bij het omwisselen van vreemd geld twee koersen.
  • De aankoopkoers: als je vreemd geld koopt, betaal je het aankoopbedrag. ('U koopt')
  • De verkoopkoers: als je vreemd geld omwisselt voor euro’s, ontvang je het verkoopbedrag ('U verkoopt')

Slide 14 - Tekstslide

Met een bedrag in euro's vreemd geld kopen
Bedrag vreemd geld = bedrag in euro's x aankoopkoers





€ 100 x 6,54 = 654 Deense kronen

Slide 15 - Tekstslide

Omrekenen van vreemd geld naar euro's
Bij aankoop =
Bedrag in euro = bedrag in vreemd geld : aankoopkoers

Bij verkoop = 
Bedrag in euro = bedrag in vreemd geld : verkoopkoers

Slide 16 - Tekstslide

Vreemd geld omrekenen



Aankoop of verkoop?

Slide 17 - Tekstslide

Vreemd geld omrekenen




Bedrag in euro's = bedrag in vreemd geld : verkoopkoers
654 : 8,11 = € 80,64

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat: maken 3-4, via online methode
Hoe: Individueel 
Tijd: 25 minuten
Resultaat: Je weet nu:
  • wat de rol van banken is bij vraag en aanbod van geld
  • welke voor- en nadelen er zijn als je geld belegt in plaats van spaart
  • wat vreemde valuta's zijn en hoe je de wisselkoers gebruikt
  • hoe je euro's naar vreemd geld omrekent en andersom
Klaar: controleer of je antwoord kan geven op het resultaat. Start aan de samenvatting en begrippen of maak zelf een sv

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
  • Afmaken t/m H3-4 in online methode
  • Zorg dat je antwoorden kunt geven op de doelen en noteer eventuele vragen.

Slide 20 - Tekstslide