3.4 Wat doen banken nog meer?

3 KADER
3.4 Banken doen meer
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3 KADER
3.4 Banken doen meer

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 3.3

- Welke redenen kun je hebben om geld te lenen?

- Hoe bereken je de kosten van een lening?

- Wat voor soorten leningen zijn er?

Slide 2 - Tekstslide

krediet
kredietkosten
leenmotieven
hypothecaire uitslag
kredietvormen
consumptief krediet
koop op afbetaling
Lesdoelen 3.4

- Wat is beleggen?

- Hoe zit de geldkringloop in elkaar?

- Hoe werken wisselkoersen (euro's en vreemde valuta)?



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk jij aan bij het woord beleggen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk jij aan bij het woord geldkringloop?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Beleggen
Je kunt ook je geld beleggen i.p.v. op een spaarrekening zetten. 

Je steekt je geld dan bijvoorbeeld in aandelen, waarbij je verwacht dat ze meer waard zullen worden. 

Je kunt ook geld verliezen wanneer de koers gaat dalen. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst (= winst)
Rendement spaarrekening:
Rente

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Eurozone
Landen uit de EU die de euro als eigen munt hebben.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoersen: 3 berekeningen

  1. Vreemde valuta (= buitenlands geld --> €
  2. € --> vreemde valuta
  3. Ik wil een 'X' aantal buitenlands geld hebben, hoeveel € heb ik daarvoor nodig?


Let op! De bank rekent provisie (= administratiekosten)


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de tabel op bladzijde 84

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben 325 Turkse Lira. Hoeveel euro's krijg je terug?
A
€ 115,00
B
€ 115,20
C
€ 115,22
D
€ 115,25

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

€  --> vreemde valuta
Aantal euro’s keer de wisselkoers bij ‘u koopt’



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben €200. Ik wil Deense kronen. Hoeveel kronen krijg ik terug?

A
1478,00
B
1478,02
C
1478,05
D
1478,08

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil een 'X' aantal buitenlands geld hebben, hoeveel € heb ik daarvoor nodig?
vreemde valuta : de wisselkoers bij ‘u koopt'

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij willen 125 Britse ponden. Hoeveel euro's heb ik daarvoor nodig?
A
€ 157,10
B
€ 158,20
C
€ 158, 22
D
€ 158,23

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Provisiekosten (= administratiekosten)

Als jij vreemd geld koopt -> provisiekosten erbij optellen


Als jij vreemd geld verkoopt --> van jouw te ontvangen bedrag afhalen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In alle landen van Europa kun je met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De landen waar je met de euro kunt betalen vormen samen de eurozone.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met beleggen kun je geld verliezen
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kosten die de bank berekend voor het omwisselen van geld noem je
A
wisselkoers
B
aandelen
C
provisie
D
opslag

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent beleggen?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit de geldkringloop in elkaar?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werken wisselkoersen (euro's en vreemde valuta)?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In alle landen van de Europese unie kun je met de euro betalen.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Landen waar je met de euro kunt betalen zijn lid van de Europese Monetaire Unie (EMU).
A
onjuist
B
juist

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

extra uitleg

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Nog transactiekosten/provisie?
Let op of je nog transactiekosten moet betalen.
Transactiekosten, een ander woord hiervoor is provisiekosten, zijn extra kosten voor het wisselen van geld. Die betaal je altijd in euro’s als je in Nederland omwisselt naar vreemd geld.

Als je vreemd geld verkoopt aan de bank, dan wordt de provisie afgetrokken van het euro-bedrag dat je ontvang, als je vreemd geld koopt van de bank dan moet je de provisie bijtellen bij het euro-bedrag dat je moet betalen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Ipv sparen kun je ook beleggen
  • Je belegt je geld in iets waarvan je verwacht dat de waarde stijgt
  • Het risico is hoger, maar het kan zijn dat je meer verdient met aandelen dan met rente
  • Als het goed gaat met een bedrijf, stijgt de koers van een aandeel en wordt er dividend uitgekeerd
Dividend:
een winstuitkering van een bedrijf aan de houders van aandelen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst
Rendement spaarrekening:
Rente

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

extra uitdaging

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Havo-niveau

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische kringloop
Y = nationaal inkomen
C = Consumptie
B = Belasting
S = Besparingen
O = Overheidsbestedingen
I = Investeringen
E = Export
M = Import 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies