Les 1: Afronden

Les 1: Afronden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ECONOMIE LEERJAAR 2 (AVONDMAVO)Secondary Education

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 1: Afronden

Slide 1 - Tekstslide

LessonUp
  1. Download en open de app 

  2. Registreer jezelf
  3. log in
  4. Voer de klassencode
  5. Maak aantekeningen voor quiz

Slide 2 - Tekstslide

Intro les 1
Getallen en bedragen worden vaak afgerond; er wordt een 'rond' of heel getal  van gemaakt

Een paar voorbeelden:
  1. Voor engels heb je gemiddeld een 6,3-> je krijgt een 6 op je rapport
  2. De ober geeft je de rekening; een totaalbedrag van €48.75-> afgerond op €50,-.
  3. De belastingdienst rond aanslagen naar beneden af op hele euro's. 

Slide 3 - Tekstslide

Intro
Als je een getal moet afronden, let dan alleen op het eerste cijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
Let alleen op het eerstvolgende cijfer! Alle volgende cijfers zijn niet van belang.

Voorbeeld: afronden van 34,6917347920

op heel getal afronden. Kijk naar 34,6917347920 → 35
rond af op één decimaal. Kijk naar 34,6917347920 → 34,7
rond af op twee decimalen. Kijk naar 34,6917347920 → 34,69
enz…

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Afronden

Slide 7 - Tekstslide

Afronden
  • Hele getallen
  • Decimalen
  • Grote getallen

Slide 8 - Tekstslide

Hele Getallen
Bij hele getallen kijk je dus alleen naar het eerste getal achter de komma. Is dat lager dan 5 rond je naar beneden af. Is dat 5 of hoger, dan rond je omhoog af.

Voorbeeld 1:
Gemiddeld verdient een Nederlander € 30.521,45 per jaar.
Wanneer we dat op hele getallen afronden, kijken we naar het eerste cijfer achter de komma.
€ 30.521,45 → wordt € 30.521. Door de 4 moet je naar beneden afronden.

Voorbeeld 2:
Het gemiddelde zakgeld in een klas is € 43,7354 per maand.
Rond af op hele getallen. Dan kijken we naar het eerste cijfer achter de komma.
€ 43,7354 → wordt € 44. Door de 7 moet je naar boven afronden.


Slide 9 - Tekstslide

Decimalen

Bij decimalen kijk je alleen naar het eerstvolgende cijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af.

Voorbeeld 1:
De goudprijs was in 2015 gemiddeld € 31.410,315593 per kilo.
Rond af op 2 decimalen. Dan kijken we naar het derde cijfer achter de komma (eerste cijfer dat we niet opschrijven).
€ 31.410,315593 → wordt € 31.410,32. Door de 5 moet je naar boven afronden.

Voorbeeld 2:
De goudprijs was in 2015 gemiddeld € 31.410,315593 per kilo.
Omdat het om grote bedragen gaat, wordt vaak een prijs in 4 decimalen gebruikt.
€ 31.410,315593 → wordt € 31.410,3156. Door de 9 moet je naar boven afronden.

Slide 10 - Tekstslide

Grote Getallen
Ook grote getallen worden vaak afgerond als de precieze waarde niet belangrijk is.

Voorbeeld:
Op 1 januari in 2016 had Nederland 16.879.819 inwoners. 
Dat ronden we vaak af op miljoenen met één decimaal (een cijfer achter de komma).
Dus 16.879.819 → wordt 16,9 miljoen inwoners. Door de 7 moet je naar boven afronden.

Slide 11 - Tekstslide

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,579 wordt ...
A
5,5
B
5,6
C
5,55
D
5,7

Slide 12 - Quizvraag

Afronden op twee cijfers achter de komma.
4,5799 wordt ...
A
4,57
B
4,59
C
4,56
D
4,58

Slide 13 - Quizvraag

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt ...
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 14 - Quizvraag

Afronden op twee cijfers achter de komma.
4,5749 wordt ...
A
4,57
B
4,56
C
4,55
D
4,60

Slide 15 - Quizvraag

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,549 wordt ...
A
5,4
B
5,6
C
5,5
D
6,0

Slide 16 - Quizvraag

Rond 1,50274 af op één decimaal. Welk antwoord is juist?
A
1,4
B
1,5
C
1,49
D
1,50

Slide 17 - Quizvraag

Rond 1,496953 af op twee decimalen. Welk antwoord is juist?
A
1,49
B
1,50
C
1,51
D
1,497

Slide 18 - Quizvraag

Afronden op twee decimalen.


a. 7,492765
b. 56,9821634
c. 234,9278356
d. 0,544959
e. 12,874721
Afronden op twee decimalen.
Antwoord

a. 7,492765 = 7,49
b. 56,9821634 = 56,98
c. 234,9278356 = 234,93
d. 0,544959 = 0,54
e. 12,874721 = 12,87

Slide 19 - Tekstslide

Afronden op één decimaal.


f. 124,927354
g. 98,21964567
h. 0,2038465
i. 12,445607
j. 19,4540297
Afronden op één decimaal.
(Antwoord)

f. 124,927354 = 124,9
g. 98,21964567 = 98,2
h. 0,2038465 = 0,2
i. 12,445607 = 12,4
j. 19,4540297 = 19,5

Slide 20 - Tekstslide

Afronden op een geheel getal.

k. 14,93954
l. 998,45964567
m. 0,09385
n. 182,49560
o. 69,51540
Afronden op een geheel getal.
(antwoord)

k. 14,93954 = 15
l. 998,45964567 = 998
m. 0,09385 = 0
n. 182,49560 = 182
o. 69,51540 = 70

Slide 21 - Tekstslide