les 5 bron C (imparfait) en D (parler)

Les buts et le planning d'aujourd'hui
Ik kan een Franse lees/luistertekst begrijpen
                  Corriger les exercices 
Ik kan een zin in de verleden tijd zetten
                  Noter la grammaire
Ik kan vragen stellen over een beroemdheid
                  Faire une exercice

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les buts et le planning d'aujourd'hui
Ik kan een Franse lees/luistertekst begrijpen
                  Corriger les exercices 
Ik kan een zin in de verleden tijd zetten
                  Noter la grammaire
Ik kan vragen stellen over een beroemdheid
                  Faire une exercice

Slide 1 - Tekstslide

Corriger
Je vais mettre les corrigés dans notre team 'Franse taal'

Slide 2 - Tekstslide

Noter la grammaire
Vous allez noter la grammaire dans la manière suivante:

(voor meer voorbeelden, klik hier of klik hier)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Imparfait

Slide 6 - Tekstslide

L'imparfait
verleden tijd (imparfait):   
           Ik was in Frankrijk afgelopen zomer.
Je vertelt hoe iets was of je vertelt gewoontes uit het verleden.

voltooid tegenwoordige tijd (passé composé): 
           Ik ben in Frankrijk gevallen afgelopen zomer
Je vertelt een actie die heeft plaatsgevonden.

Slide 7 - Tekstslide

L'imparfait
Stap 1:  Neem de nous-vorm van het werkwoord
Stap 2:  Haal -ons eraf, dan houd je de stam over
Stap 3:  Voeg de juiste uitgang toe

Voorbeeld per stap:
  1. Je _________ (parler) beaucoup hier. --> nous PARLONS
  2. Je parl_____ beaucoup hier.                 --> nous-vorm min ONS
  3. Je parlais beaucoup hier.                     --> uitgang is bij JE: -AIS



Slide 8 - Tekstslide

L'imparfait - uitgangen
Uitgangen bij stap 3:
je                     :  -ais
tu                    :  -ais
il / elle / on  :  -ait
nous              :  -ions
vous               :  -iez
ils / elles       :  -aient

Slide 9 - Tekstslide

L'imparfait - stap voor stap
Stap 1:  Neem de nous-vorm van het werkwoord

Tu ________ (donner)      ->  nous donnons
Vous ________ (parler)  ->   nous parlons
Ils _________ (avoir)        ->   nous avons

Slide 10 - Tekstslide

L'imparfait - stap voor stap
Stap 2:  Haal -ons eraf

Tu ________ (donner)     ->  nous donn ons
Vous ________ (parler)  ->   nous parl ons
Ils _________ (avoir)        ->   nous av ons

Slide 11 - Tekstslide

L'imparfait - stap voor stap
Stap 3:  Voeg de juiste uitgang toe      
je donnais
tu donnais
il / elle / on donnait
nous donnions
vous donniez
ils / elles donnaient

Antwoorden van de voorbeelden uit vorige dia's:
  1. Tu donnais
  2. Vous parliez
  3. Ils avaient

Slide 12 - Tekstslide

L'imparfait - uitzondering
être   ->    nous sommes    ->       stam voor de imparfait : ét-
j'étais
tu étais
il / elle / on était
nous étions
vous étiez
ils/elles étaient

Slide 13 - Tekstslide

L'imparfait - let op!
Bekijk bron G van H3 in je boek. Kijk wat er bij de nous-vorm van een werkwoord op -ir gebeurt!

De 'stam' van een regelmatig ww op -ir eindigt dus vaak op 
iss wanneer je -ons eraf hebt gehaald.
Nous réussissons --> réussiss --> je réussissais 
Nous grandissons --> grandiss --> ils grandissent

Slide 14 - Tekstslide

Prenez une photo de ton art! :)

Slide 15 - Open vraag

C'est à vous...

Slide 16 - Tekstslide

Zet in de imparfait
ils (faire)
A
ils faisait
B
ils faisais
C
ils faisaient
D
ils fairaient

Slide 17 - Quizvraag

Zet in de imparfait
nous (grandir)
A
nous grandions
B
nous grandiraient
C
nous grandiez
D
nous grandissions

Slide 18 - Quizvraag

Zet in de imparfait
il (travailler)
A
il travaillais
B
il travaillait
C
il travaillerais
D
il travaillerait

Slide 19 - Quizvraag

Zet in de imparfait
on (avoir)
A
on avais
B
on avions
C
on avait
D
on avaient

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de imparfait
Je/j (être)
A
je sommais
B
j'était
C
j'étais
D
je serais

Slide 21 - Quizvraag

Zet in de imparfait
mes parents (vouloir)
A
mes parents voudrais
B
mes parents voulais
C
mes parents voulaient
D
mes parents voudraient

Slide 22 - Quizvraag

Les devoirs:
faire les exercices 13, 14, 16 et 17. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide