Grammatica 1hv

Grammatica 1hv
MHU, 2023
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 1hv
MHU, 2023

Slide 1 - Tekstslide

Wat we gaan doen
Alle zinsdelen herhalen
De belangrijkste woordsoorten herhalen

Eindproduct: proefwerk in week 50

Slide 2 - Tekstslide

Week 44
In de les:

Uitleg persoonsvorm
Uitleg zinsdelen

Samen:
Opdracht 4 en 7 blz 205

Huiswerk:

Opdracht 1-3
Opdracht 5, 6

Slide 3 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je allemaal?

Slide 4 - Woordweb

Persoonsvorm
Tijd
Getal
Vraag

Slide 5 - Tekstslide

Elke ochtend heb ik mijn huisdier brokjes gegeven.
Verdeel deze zin in zinsdelen.

Slide 6 - Tekstslide

Elke ochtend heb ik mijn huisdier brokjes gegeven.
Als eerste onderstreep je de persoonsvorm. 
Waarom?

Slide 7 - Tekstslide

Elke ochtend heb ik mijn huisdier brokjes gegeven.
Nu zet je zinsdeelstrepen

Slide 8 - Tekstslide

Elke ochtend | heb | ik | mijn huisdier | brokjes | gegeven.
Zo heb je alle zinsdelen gevonden. Nu gaan we die zinsdelen een naam geven.

Slide 9 - Tekstslide

Week 45
In de les:

Uitleg Onderwerp
Opdracht 5 klassikaal

Uitleg Werkwoordelijk gezegde
Opdracht 6 klassikaal

Huiswerk:

Leren theorie blz 208
Maken opdr 1-4

Leren theorie blz 212
Maken opdr 2, 3, 5

Slide 10 - Tekstslide

Iets nieuws
De kok maakt voor zijn gasten een heerlijke salade.

Slide 11 - Tekstslide

In zinsdelen
De kok | maakt | voor zijn gasten | een heerlijke salade.

Dit wisten we. 

Slide 12 - Tekstslide

In zinsdelen
De kok | maakt | voor zijn gasten | een heerlijke salade.

Wie maakt? Dat is het onderwerp van de zin.
Dus: wie/wat + pv? = onderwerp 

Slide 13 - Tekstslide

Weer een zin
Gisteren heeft de kok voor zijn gasten een salade gemaakt.

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden en woorden die daarbij horen.

De kok heeft een salade gemaakt.
De kok gaat een salade maken.
De kok maakt een salade klaar. (hele ww. is klaarmaken)
De kok 

Slide 15 - Tekstslide

Week 46
In de les:
Uitleg Lijdend en Meewerkend voorwerp

Opdracht 5 LV en 6 MV klassikaal
 
Huiswerk:
Leren theorie blz 216 en 218

Maken opdr 2, 3 en 6 LV
Maken opdr 1, 3 en 4 MV

Slide 16 - Tekstslide

Daar is de kok weer...
De kok maakt voor zijn gasten een heerlijke salade klaar.

Slide 17 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Met een lijdend voorwerp gebeurt iets.
Wie/wat + wg + ond = lijdend voorwerp.

Wie/wat maakt de kok klaar? Een heerlijke salade.

Slide 18 - Tekstslide

De kok houdt niet op...
Elke dag maakt de kok voor zijn gasten opnieuw een heerlijke salade klaar.

Slide 19 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp krijgt iets.
Aan/voor wie/wat + wg + ond + lv?

Aan/voor wie maakt de kok een salade klaar? Voor zijn gasten.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
Alle stoelen en tafels aan de kant!

Is het onderstreepte zinsdeel juist benoemd?
<- JA                                                                              NEE ->

Zit je fout, dan ben je af. De  winnaar krijgt een prijsje.

Slide 21 - Tekstslide

Het Rode Kruis wil duizenden vrijwilligers werven.
Het lijdend voorwerp is 'duizenden vrijwilligers'.

<- JA NEE ->

Slide 22 - Tekstslide

Ze zullen de mensen bij rampen gaan helpen.
Het meewerkend voorwerp is 'de mensen'.

<- JA NEE ->

Slide 23 - Tekstslide

Het Rode Kruis zet vaker mensen in voor zulke opdrachten.
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit 'zet' en 'in'.

<- JA NEE ->

Slide 24 - Tekstslide

Ze stuurden alle Nederlanders via sociale media een oproep.
Het lijdend voorwerp is 'alle Nederlanders'.

<- JA NEE ->

Slide 25 - Tekstslide

Een tachtigjarige zal niet snel door het Rode Kruis worden opgeroepen.
Het onderwerp is 'het Rode Kruis'.

<- JA NEE ->

Slide 26 - Tekstslide

De leraar speelt op zijn gitaar een leuk liedje.
Het lijdend voorwerp is 'een leuk liedje'.

<- JA NEE ->

Slide 27 - Tekstslide

De alwetende van vandaag!

Slide 28 - Tekstslide

De vraag voor de alwetende
Schrijf op het bord een zo lang mogelijke zin met de volgende zinsdelen:

ond - pv - mv - lv - wg

Slide 29 - Tekstslide

Week 47
In de les:
Uitleg Bijwoordelijke bepaling
Opdracht 1 klassikaal

Uitleg zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord (herhaling)
Opdracht 5, 6 klassikaal
 
Huiswerk:
Leren theorie blz 224 en 206

Maken opdr 2, 3 en 4 BWB
Maken opdr 2, 3 en 4 ZN

Als herhaling: 
Opdr 5 en 7 BN (blz 211)

Slide 30 - Tekstslide

Nog één keer:
Elke dag maakt de kok voor zijn gasten weer een salade klaar.

Slide 31 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Waar, wanneer, waarom, hoe, waardoor iets gebeurt.

Als een bepaling uit één woord bestaat, is dat een bijwoord.

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Namen van mensen, dieren, dingen.

Komt voor met lidwoord.

Slide 33 - Tekstslide

Wat we weten:
Een zelfstandig naamwoord is een rotwoord!

Kun je er 'rot' voor plakken, dan is het een zelfstandig naamwoord.
De rotauto, het rothuis, de rotstraat, het rotdorp.

Slide 34 - Tekstslide

Week 48
In de les:
Uitleg bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
Opdracht 1 blz 226 klassikaal

Uitleg werkwoorden


 
Huiswerk:
Leren theorie blz 226
Maken opdr 2, 3 en 4 BW


Leren theorie blz 214
Maken opdr 3, 4 en 5

Slide 35 - Tekstslide

Bijwoord
'Een bijwoord is een woord dat erbij hoort'

Slide 36 - Tekstslide

Bijwoord
- voor een bn: een heel oud huis
- bij een werkwoord: hij zingt mooi (op een mooie manier)
- en: bijwoordelijke bepalingen van één woord: altijd, zo, gisteren, nooit, daar, hier...

Slide 37 - Tekstslide

Werkwoorden
- zelfstandig: vertelt wat er gebeurt.
zingen, spelen, koken, lopen, ...
- hulpwerkwoord: helpt bij o.a. de tijd of geven extra info.
hebben, zijn, mogen, willen, kunnen, zullen, worden.

Slide 38 - Tekstslide

Week 49
In de les:
Uitleg voornaamwoorden en voorzetsels



Proefwerk in week 50!
 
Huiswerk:
Leren theorie blz 218 en 222
Maken opdr 1, 3 en 4 PVNW/BVNW

Maken opdr 2, 3 en 5 VZ

Slide 39 - Tekstslide