*Woordenschat H1, vwo 2

Lees in je leesboek. 
timer
7:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Lees in je leesboek. 
timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Woordenschat H1
Beeldspraak: 
- vergelijking
- metafoor
- personificatie

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Ik weet wat een vergelijking, metafoor en een personificatie zijn.
(En kan ze misschien ook al herkennen!)

Slide 4 - Tekstslide

Planning
Lezen in leesboek (10)
Openen (10)
Woordenschat H1 (15)
Filmpje (5)
Aan de slag! (20)
Afsluiten (10)

Slide 5 - Tekstslide

Planning
SO Woordenschat H1 en H2: 17 november

REP grammatica H1 en H2 + alle stof brugklas: eind november/begin december.

Inleveren fictieopdracht: uiterlijk 3 december




Slide 6 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?

Slide 7 - Open vraag

Waarom is het belangrijk dat je beeldspraak kunt herkennen en benoemen?

Slide 8 - Open vraag

Vergelijking
Bij een vergelijking vergelijk je twee dingen (object en beeld) met elkaar.
Het object is ECHT aanwezig, maar het beeld niet. 

Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.
Hij wordt vergeleken met een kreeft

Jouw kamer (object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).
Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal.
LET OP!: ALS, LIJKT WEL, IS NET

Slide 9 - Tekstslide

Metafoor 
Een metafoor lijkt op een vergelijking, alleen staat het object nu niet meer in de zin, maar alleen het beeld.
Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier.
Zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat het een grote troep is. Wat er precies een troep is, staat niet in de zin.

Dat schaap (beeld) heeft zich laten beetnemen.
Dat schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.

Slide 10 - Tekstslide

Personificatie
Met een personificatie geef je een menselijke eigenschap aan iets dat geen mens is.

Voorbeeld:
Zachtjes fluisteren de bomen haar naam.
Bomen kunnen niet fluisteren, dat is een menselijke eigenschap.

Soms lacht de toekomst je toe.
De toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.

Slide 11 - Tekstslide

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Haar ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 12 - Quizvraag

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Hij gedraagt zich als een klein kind.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 13 - Quizvraag

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Het gevaar loert op elke straathoek.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 14 - Quizvraag

'De golven aaien de zwemmers'.
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 15 - Quizvraag

'Wat een heks ben jij!'

Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 16 - Quizvraag

Hij is als een sluwe vos.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 17 - Quizvraag

'Mijn hart maakte een sprongetje.'
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 18 - Quizvraag

Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quizvraag

vergelijking
metafoor
personificatie
De boekenwurm zat de hele vakantie met haar neus in de boeken. 
Hij lacht als een boer met kiespijn 
 Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Video

Aan de slag!
Wat? Maken opdracht 1, 2 en 3 van Woordenschat H1.
Hoe? Google Docs, opdr. 3 in een tabel!
Tijd? 20 minuten.
Hulp? Zelfstandig.
Klaar? Lezen in leesboek of woordjes leren van opdracht 3.

Slide 22 - Tekstslide