Corien zet 40 euro op haar spaarrekening. Daarnaast spaart ze elke maand 20 euro. Hoeveel euro heeft ze op haar spaarrekening na 5 maanden?
1 / 15
volgende
Slide 1: Open vraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Corien zet 40 euro op haar spaarrekening. Daarnaast spaart ze elke maand 20 euro. Hoeveel euro heeft ze op haar spaarrekening na 5 maanden?
Slide 1 - Open vraag
Wat is het begingetal van de volgende formule: inkomsten in euro's = 200 + 145 x tijd
A
200
B
145
C
345
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het stijggetal van de volgende formule: inkomsten in euro's = 200 + 145 x tijd
A
200
B
145
C
345
Slide 3 - Quizvraag
Een vijver bevat 200 kubieke meter water. Deze loopt leeg met 4 kubieke meter per uur. Formule: inhoud= 200 - 4 x tijd in uren Na hoeveel uren is de vijver leeg?
A
100
B
20
C
50
D
45
Slide 4 - Quizvraag
wat is het begingetal?
A
20
B
16
C
12
D
8
Slide 5 - Quizvraag
wat is het daalgetal?
A
20
B
10
C
4
D
2
Slide 6 - Quizvraag
wat is de formule?
Slide 7 - Open vraag
wat is het stijggetal
A
50
B
5
C
25
D
10
Slide 8 - Quizvraag
daalgetal
A
1000
B
2000
C
100
D
200
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de formule die bij deze tabel hoort?
tijd
0
1
2
3
inkomsten
50
80
110
140
Slide 10 - Open vraag
welke formule hoort bij de tabel?
tijd in uren
0
1
2
3
bedrag
10
30
50
70
Slide 11 - Open vraag
A : temp = 10 - 0.8 x tijd in uren B : temp = 10 - 0.9 x tijd in uren C : temp = 15 - 0.8 x tijd in uren D : temp = 18 - 0.4 x tijd in uren Welke gaat steilst omlaag?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 12 - Quizvraag
A : temp = 10 - 0.8 x tijd in uren B : temp = 10 - 0.9 x tijd in uren C : temp = 15 - 0.8 x tijd in uren D : temp = 18 - 0.4 x tijd in uren welke 2 grafieken hebben zelfde begingetal?
A
a en b
B
b en c
C
c en d
D
d en a
Slide 13 - Quizvraag
A : temp = 10 - 0.8 x tijd in uren B : temp = 10 - 0.9 x tijd in uren C : temp = 15 - 0.8 x tijd in uren D : temp = 18 - 0.4 x tijd in uren welke 2 grafieken dalen even snel?
A
a en b
B
a en c
C
b en d
D
d en a
Slide 14 - Quizvraag
Jeroen : inkomsten in € = 200 + 145 x tijd in weken Marja : inkomsten in € = 225 + 156 x tijd in weken wie verdient per week meer en hoeveel meer?