Marketing les 5

Marketing les 5
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
marketingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Marketing les 5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groep aanmaken 
groepscode: H5NULDCK

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de afkorting PLC voor?

Slide 4 - Open vraag

Programmeerbare logische regelaar
PLC =
Product Levens Cyclus

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het voor een bedrijf belangrijk om te weten in welke fase van de PLC het product zich bevindt?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het voor een bedrijf belangrijk om te weten in welke fase van de PLC het product zich bevindt?
Dan weet het bedrijf wat voor marketingbeleid zij moeten toepassen bij dit product.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat de Productlevenscyclus inhoudt.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat de Productlevenscyclus inhoudt.
PLC = grafische weergave van de afzet van een bepaald product in de tijd

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de naam bij de juiste fase van de plc
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Fase 5
Volwassenheidsfase
Introductiefase
Verzadigingsfase
Neergangsfase
Groeifase

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase van de productlevenscyclus zijn de productiekosten per product het hoogst?
A
In de volwassenheidsfase
B
In de groeifase
C
In de introductiefase
D
In de verzadigingsfase

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase van de productlevenscyclus is de afzet het hoogst?
A
Introductiefase
B
Groeifase
C
Volwassenheidsfase
D
Neergangfase

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er in de neergangsfase van de productlevenscyclus?
A
De fabrikant introduceert een nieuw product.
B
De omzet van het product stabiliseert.
C
Een aantal fabrikanten verlaat de markt.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Productontwikkelingscyclus
  • Genereren van ideeën = brainstormen, uitvinding etc
  • Screening = idee (technisch)haalbaar?
  • Conceptfase = hoe moet het product eruit zien, eisen?
  • Kosten-baten analyse = wat zijn kosten en opbrengsten?
  • Prototype = Proefmodel
  • Testfase = uitvoerig testen
  • Lancering = op de markt brengen met marketingcampagne






Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Productsoorten
Indeling producten in groepen ivm de marketing

Indeling:
  • Manier van gebruiken
  • Wie gebruikt ze (doelgroep)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het indelen van producten van belang?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het indelen van producten van belang?
Voor elke doelgroep pas je de marketing aan

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie gebruikt de producten? (Doelgroep)
  • Consumptiegoederen = Goederen die door finale afnemers (consumenten) worden verbruikt/gebruikt

  • Industriële goederen = Goederen gebruikt in een productiehuishouding



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier worden de producten gebruikt?
Verbruiksgoederen (fast moving consumer goods) =
Goederen die slechts eenmaal gebruikt kunnen worden of minder dan 3 jaar meegaan


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier worden de producten gebruikt?
Duurzame goederen (durables) = producten die minstens 3 jaar meegaan

  • Duurzame consumptiegoederen
  • Duurzame productiegoederen

 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling Producten volgens Copeland
Gekeken wordt naar:
  • Verkrijgbaarheid
  • Aankoopmoeite

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Convenience good
  • Goederen waar je zeer weinig moeite voor wilt doen. 
  • Hoge verkrijgbaarheid
  • Lage prijzen


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Shopping good
  • Goederen waar je enige moeite voor wilt doen.
  • Goede verkrijgbaarheid

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specialty good
  • Goederen waar je veel moeite voor wilt doen.
  • (zeer) Beperkte verkrijgbaarheid2
  • Hoge prijzen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unsought goods
Producten die onbekend zijn of liever niet gekocht worden

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenhang tussen Goederen
Complementaire goederen
- Zijn goederen die elkaar aanvullen!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenhang tussen Goederen
Substitutiegoederen
- Zijn goederen die elkaar kunnen vervangen.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenhang tussen Goederen
Indifferente goederen
- Geen relatie tussen  goederen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een product heeft de volgende kenmerken
- Een lage aankoopfrequentie
- Een relatief hoge prijs
- Een hoge aankoopinspanning

A
Unsought Goods
B
Convenience goods
C
Shopping goods
D
Speciality goods

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wat voor soort product is hier sprake?
A
Convenience good
B
Shopping good
C
Unsought good
D
Specialty goods

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wat voor soort product is hier sprake?
A
Convenience good
B
Shopping good
C
Unsought good
D
Specialty goods

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wat voor soort product is hier sprake?
A
Convenience good
B
Shopping good
C
Unsought good
D
Specialty goods

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een product heeft de volgende kenmerken
- Een hoge aankoopfrequentie
- Een lage prijs
- Een lage aankoopinspanning

A
Unsought Goods
B
Convenience goods
C
Shopping goods
D
Speciality goods

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Abdel rijdt langs de Jumbo om havermout te kopen, maar havermout is uitverkocht. Abdel koopt in plaats van havermout Cruesli met noten. Welke soort goederen wordt gekocht door abdel?
A
Indifferente goederen
B
Substitutie goederen
C
Complementaire goederen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste voorbeeld van een complementaire goederen
A
Cola en energiedrink
B
Nagellak en nagellakremover
C
Pizza en shoarma
D
Pindakaas en Jam

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor morgen
MC02 Product
Vragen: 16 t/m 22

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies