Herhaling thema 8

Herhaling thema 8
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 8

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 8.1 Wat is gedrag
Leerdoelen:
Je kunt beschrijven wat gedrag is en hoe biologen gedrag kunnen bestuderen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ethogram en protocol
Om gedrag te onderzoeken worden ethogrammen en protocollen gebruikt om alle handelingen te noteren.
ethogram
afkortingen van alle handelingen
protocol
scoren van frequentie van deze handelingen

Slide 4 - Tekstslide

Gedragsketen
  • Gedragsketen = serie 
handelingen in vaste volgorde

Vaak te zien bij paringsgedrag

Slide 5 - Tekstslide


Wat is een Ethogram?
A
Een schema, waarin een bioloog kan zien wat een dier doet
B
Een tabel met informatie welke gedragingen een dier laat zien
C
Een stappenplan
D
Een studie naar gedrag

Slide 6 - Quizvraag

Wie vertonen gedrag
A
Planten
B
Mensen
C
Dieren
D
Schimmels

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een gedragsketen?
A
Gedragingen die niet in een vaste volgorde zijn
B
Gedragingen die niet op elkaar lijken
C
Gedragingen die willekeurig zijn
D
Gedragingen die in een vaste volgorde voorkomen

Slide 8 - Quizvraag

Basisstof 8.2 Oorzaken van gedrag
Leerdoelen:
Je kunt beschrijven waardoor gedrag wordt veroorzaakt en hierbij sleutelprikkels en supranormale prikkels onderscheiden.

Slide 9 - Tekstslide

Oorzaak van gedrag
Gedrag ontstaat doordat mensen en dieren reageren op inwendige en uitwendige prikkels.
Inwendige prikkel -> komt vanuit het lichaam 
  • Honger of dorst
  • Sexuele drift (hormonen)
  • Agressie

Uitwendige prikkel -> komt van buiten
  • Geuren
  • Geluiden
  • Smaak


Slide 10 - Tekstslide

Aanleiding gedrag
Gedrag is vaak gevolg van bepaalde prikkels

Prikkels die altijd leiden tot bepaald gedrag zijn sleutelprikkels

Slide 11 - Tekstslide

Gedrag ontstaat door prikkels. Wat is een prikkel?
A
Veranderingen van binnen of van buitenaf.
B
Alles wat een mens doet.
C
Een handeling.
D
Een verandering van gedrag.

Slide 12 - Quizvraag

Een supranormale prikkel (vergeleken met een sleutelprikkel) is:
A
Een sterkere prikkel voor hetzelfde gedrag.
B
Een kunstmatige prikkel voor hetzelfde gedrag.
C
Een aangeboren prikkel voor hetzelfde gedrag.
D
Een aangeleerde prikkel voor hetzelfde gedrag.

Slide 13 - Quizvraag

Hiernaast zie je een mannetjes en vrouwtjes stekelbaars.

Wat zou voor een mannetje de sleutelprikkel kunnen zijn om een ander mannetje wel, maar een vrouwtje niet weg te jagen uit zijn territorium?

A
Ze lijkt niet op een stekelbaars.
B
Vrouwtjes zijn rustiger.
C
De kleur van mannetjes wekt agressie op.
D
Dat kun je niet zeggen.

Slide 14 - Quizvraag

Hiernaast staan de resultaten van een onderzoek bij zilvermeeuwen.

Wat is de sleutelprikkel die leidt tot het pik gedrag?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag

Basisstof 8.3 Aangeboren en aangeleerd gedrag
Leerdoelen:
  • Je kunt de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald.
  • Je kunt verschillende vormen van leren beschrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Leerprocessen
1. Gewenning
2. Inprenting
3. Trial and error
4. Conditionering

Slide 17 - Tekstslide

Drugshonden leren geur van drugs te herkennen en wanneer ze dit ruiken in een koffer te gaan zitten. Hoe leren honden dit?
A
Imitatie
B
Conditionering
C
Inprenting
D
Trial and error

Slide 18 - Quizvraag

Wat is conditionering ?
A
een reactie op een prikkel wordt bij herhaling van prikkel afgeleerd
B
gedrag dat door beloning of straf wordt aangeleerd
C
een leerproces dat alleen in een bepaalde korte periode kan plaatst vinden

Slide 19 - Quizvraag

Wat is gewenning?
A
je ruikt afval dat iets te lang in de hal heeft gestaan
B
je ruikt de geur van je hond niet meer na een tijdje
C
je ruikt het eten dat thuis wordt gemaakt
D
je ruikt een appeltaart die in de kantine wordt gebakken

Slide 20 - Quizvraag

Basisstof 8.4 Sociaal gedrag
Leerdoelen:
Je kunt verschillende typen sociaal gedrag  onderscheiden

Slide 21 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Sociaal gedrag is gedrag van soortgenoten naar elkaar

Mensen en dieren hebben sociaal gedrag.

Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag heet een signaal.

Slide 22 - Tekstslide

Sociaal gedrag
  • Territoriumgedrag
  • Dreiggedrag
  • Aanvalsgedrag
  • Vluchtgedrag
  • Baltsgedrag
  • Broedzorg
  • Imponeergedrag

Slide 23 - Tekstslide

Welk sociaal gedrag zien we hier?
A
territoriumgedrag
B
voortplantingsgedrag
C
groepsgedrag
D
broedzorg

Slide 24 - Quizvraag

Bonobo's zijn apen die elke ruzie of probleem goed maken met een vrijpartij. Bij de bonobo's wordt aardig wat af gesekst.

Hoe noem je dit gedrag?

A
Balts
B
Sociaal gedrag
C
Dreiggedrag
D
Territoriumgedrag

Slide 25 - Quizvraag

Een grutto nadert zijn vijand met opgezette rugveren en vleugels.
Hoe noemen we dit gedrag?
A
baltsgedrag
B
imponeergedrag
C
sociaal gedrag

Slide 26 - Quizvraag

Basisstof 8.5 Taakverdeling binnen groepen
Leerdoelen:
Je kunt de functie van taakverdeling binnen een groep soortgenoten beschrijven en verschillende typen taakverdeling onderscheiden.

Slide 27 - Tekstslide

Groepsgedrag
Taakverdeling: met als doel verhogen overlevingskans.
Rangorde: dominant en onderdanig.
Pikorde: rangorde bij kippen.

Slide 28 - Tekstslide

Taakverdeling
Bij dieren die in groepsverband leven vind er vaak een taakverdeling plaats. 
  • op wacht staan
  • voedsel zoeken
  • op de kinderen passen

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de functie van een rangorde in een groep dieren?
A
Er is dan een betere taakverdeling
B
De dieren hebben dan meer kans op nakomelingen
C
De dieren in een groep hebben onderling minder conflicten
D
Er speelt er altijd eentje graag de baas

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het nut van taakverdeling in het dierenrijk?

A
Het vergroot de overlevingskans
B
Zodat ze zich niet vervelen
C
Als ze hun taak doe krijgen ze een beloning
D
Ze mogen erna iets voor hunzelf doen

Slide 31 - Quizvraag

Basisstof 8.6 Gedrag bij mensen
Leerdoelen:
  • Je kunt de overeenkomsten en de verschillen noemen tussen gedrag van mensen en gedrag van dieren.

Slide 32 - Tekstslide

Gedrag van mensen 
Het gedrag van mensen is anders dan het gedrag van dieren.
 Mensen denken na over hun gedrag. 
Ze beoordelen het gedrag van anderen. 

Slide 33 - Tekstslide

Normen en waarden
Normen = gedragsregels 
Waarden = ideeën wat mensen belangrijk vinden
  • Verschilt per cultuur
  • Hebben dieren niet

Slide 34 - Tekstslide

Normen en Waarden

Slide 35 - Tekstslide

Rolpatroon
Het gedrag wat mensen verwachten bij een rol.
Bijv. het traditionele man-vrouwrolpatroon. 

Slide 36 - Tekstslide

Stel:

De man die de stoel gooit is van beroep
leraar of politieagent
A
dit is rolgedrag
B
dit is geen rolgedrag
C
je kunt dat niet zeggen
D
dit sociaal gedrag

Slide 37 - Quizvraag

- Een waarde is wat we belangrijk vinden (zoals geduld hebben).

- Normen zijn afspraken die bij gedrag horen (zoals netjes wachten in de rij).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Je mag niet stelen is een ...
A
Norm
B
Waarde

Slide 39 - Quizvraag

Gaat het hier om een waarde of een norm?

Marieke heeft respect voor ouderen.
A
Waarde
B
Norm

Slide 40 - Quizvraag

1. Bij dieren wordt het gedrag sterker bepaald door leerprocessen dan bij mensen.

2. Mensen kunnen, in tegenstelling tot dieren, hun gedrag beoordelen aan de hand van normen en waarden.

Welke van deze beweringen is (zijn) juist?

A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
De beweringen 1 en 2
D
Geen van beide

Slide 41 - Quizvraag

sleutelprikkel
aangeleerd gedrag
inprenting
conditionering
trial and error
aangeboren (erfelijk) gedrag
gewenning
broedzorg
territoriumgedrag
dreiggedrag 

 
signaal
imponeergedrag
paringsgedrag (balts)
verzorgingsgedrag
sociaal gedrag
waarden
normen 
rolpatroon
uitwendige prikkel


interpretatie
ethogram
protocol
observatie
handelingen
gedragsketen
motivatie 
respons
inwendige prikkel
supranormale prikkel 


Slide 42 - Tekstslide