Argumenteren 4/5 havo

Argumenteren is te leren!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren is te leren!

Slide 1 - Tekstslide

Vakboek Talent
H2: Tekstdoelen en tekstsoorten
H3: Tekstvormen geschreven taal
H5: Tekststructuur
H10: Argumenteren
  • Paragraaf 10.1: Standpunt, argumenten en argumentatie
  • Paragraaf 10.2: Objectieve en subjectieve argumenten
  • Paragraaf 10.3: Soorten argumenten
  • Paragraag 10.5: Argumentatiestructuur

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument, en weerlegging.
  • Je leert welke soorten argumenten er zijn.
  • Je leert welke argumentatieschema's er zijn. 
  • Je leert of een argumentatie aanvaardbaar is of niet. 
  • Je leert welke argumentatiestructuren er zijn. 
  • Je leert welke drogredenen er zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Waarom heb jij het nodig om goed te leren argumenteren?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 6 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 7 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link

Formuleer je eigen mening over de boete voor appen op de fiets. Onderbouw je mening met minimaal twee argumenten.

Slide 11 - Open vraag

Soorten argumenten
Bekijk het filmpje over de verschillende soorten arugmenten.
Noteer welke verschillende soorten argumenten in het filmpje aan bod komen. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Link

Argumentatie
Argumentatieschema (argumentatie) = standpunt + argument(en)

In de volgende video wordt uitleg gegeven over de verschillende argumentatieschema's die er zijn. 
Noteer de vijf argumentatieschema's  die in het filmpje aan bod komen. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 17 - Quizvraag

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 18 - Quizvraag

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 19 - Quizvraag

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 20 - Quizvraag

Geloofwaardigheid
De schrijver van een betoog wil zijn publiek overtuigen van zijn mening. Hij moet geloofwaardig over komen als hij dit doel wil bereiken. 

Slide 21 - Tekstslide

Geloofwaardigheid
Schrijf in je schrift:
  • gebeurtenis 1: Ik heb wel eens ...
  • gebeurtenis 2:  Daarnaast heb ik ook ...

Let op! Eén gebeurtenis is waar, de andere verzonnen. Geef over beide gebeurtenissen evenveel info en details: zo kom je geloofwaardig over. 

Slide 22 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Meervoudige argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
  • nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 25 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 26 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 27 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 28 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxie nemen.
Een taxie kost meer dan zelf rijden.

Slide 29 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 30 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 31 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Maak van onderstaande stelling en argumenten een argumentatiestructuur. Noteer ook welke structuur je gebruikt hebt.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
Je werkt op school onder toezicht.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 32 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht. 
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.

Slide 33 - Tekstslide

Drogredenen
Wat klopt er niet aan onderstaande argumentaties (= redeneringen)?
  1. Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.
  2. Dit is een saai boek, want ik vind er niks aan. 


Slide 34 - Tekstslide

Drogredenen
Filmpje Arjen Lubach

Filmpje met uitleg over de negen belangrijkste drogredenen

Slide 35 - Tekstslide

Drogredenen
Zie bladzijde 133 in VB.

Een drogreden is een argumentatie die niet klopt. 
  • Argumentatiefouten
  • Argumentatietrucs

Slide 36 - Tekstslide

Drogredenen
Overtreden van argumentaties (= redeneringen)
  1. Onjuist beroep op oorzaak-gevolg
  2. Onjuist beroep op kenmerk
  3. Onjuist beroep op voor- en nadelen
  4. Onjuist beroep op voorbeeld
  5. Onjuist beroep op vergelijking (overeenkomst)
  6. Onjuist beroep op autoriteit
  7. Onjuist beroep op traditie

Slide 37 - Tekstslide

Drogredenen
Overtreden van discussieregels
  1. Persoonlijke aanval
  2. Ontduiken van de bewijslast
  3. Vertekenen van het standpunt
  4. Bespelen van het publiek
  5. Cirkelredenering

Slide 38 - Tekstslide

Drogredenen
Zie opdracht Google Docs.

Slide 39 - Tekstslide