Epilepsie

Epilepsie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Epilepsie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat kun je leren
  •  de definitie van Epilepsie
  •  de oorzaken van epilepsie
  •  de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
  • de kenmerken van een absence
  •  inzicht van de medicatie die wordt ingezet bij Epilepsie

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet jij van Epilepsie?

Slide 4 - Woordweb

Wat is epilepsie
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 5 - Quizvraag

Definitie van epilepsie
Een toestand waarin de hersenen zijn wanneer de elektrische prikkeloverdracht plotseling wordt verstoord waardoor er een aanval komt.




Slide 6 - Tekstslide

Oorzaken
  • Erfelijke factoren
  • Veroudering ( hersenaandoeningen)
  • Litteken in de hersenen
  • Koorts ( stuip)
  • Verstandelijke beperking ( 30% heeft epilepsie), door hersenschade

Slide 7 - Tekstslide

Hoe werkt het brein?
https://www.youtube.com/watch?v=xfjZU4efnc8

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

epilepsie
120.000 mensen in Nederland hebben actieve epilepsie
70% reageert goed op medicatie
komt bij kinderen en volwassenen vaker voor
15% meer bij mannen



Slide 10 - Tekstslide

Epilepsie 
  • 30% van zorgvragers met verstandelijke beperking heeft epilepsie
  • hoe ernstiger de beperking hoe meer kans op epilepsie
  • epilepsie kan leiden tot:
  • -  afname geestelijke vermogens, 
  • - Ziekte van Alzheimer 
  • - syndroom van Down
  • -overlijden SUDEP Sudden Unexpected Death

Slide 11 - Tekstslide

Waar begint epilepsie?
A
Ruggenmerg
B
Zenuwen in de rug
C
Hersenen
D
Wervelkolom

Slide 12 - Quizvraag

wat hoort bij epilepsie ?
A
aanvallen
B
bloed krijgen
C
spelen
D
dansen

Slide 13 - Quizvraag

Gegeneraliseerde aanvallen
  • Myoclonische aanvallen
  • Absences   https://www.youtube.com/watch?v=fJqCsXIYDsI
  • Atonische aanvallen 
  • Tonisch-clonische aanvallen

Alle beide hersenhelften doen mee en mag dan ook een grote aanval heten. 


Slide 14 - Tekstslide

Myoclonische aanvallen
  • Deze aanvallen gaan gepaard met snelle, schokkende bewegingen van spiergroepen. 
  • Ze kunnen mild zijn, zoals een schok in de arm, of ernstiger met hevige spierschokken door het hele lichaam.
  • Als de spierschokken hevig zijn, kan iemand vallen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Absences
  • Absences zijn korte periodes van bewustzijnsverlies die vaak voorkomen bij mensen met gegeneraliseerde epilepsie, vooral bij kinderen
  • Tijdens een absence lijkt de persoon tijdelijk afwezig te zijn en kan de omgeving lijken te vervagen. 
  • Absences kunnen verschillende seconden tot een halve minuut duren.
  • Worden meestal niet gevolgd door een verwardheidsperiode.

Slide 17 - Tekstslide

voorbeelden gedragingen tijdens Absences 
  • Staren: De persoon staart plotseling in de ruimte zonder enige reactie op externe prikkels. Ze lijken niet meer te luisteren naar wat er om hen heen gebeurt.

  • Onderbreking van gesprek of activiteit: Als iemand een gesprek voert of een activiteit uitvoert, kan hij of zij plotseling stoppen met praten, met een lege blik in de ogen.
  • Onbewuste bewegingen: Soms gaan absences gepaard met kleine, automatische bewegingen, zoals lippen likken, friemelen met kleding, of herhalende handbewegingen.
      

Slide 18 - Tekstslide

voorbeelden gedragingen tijdens Absences (2)
  • Plotselinge stilte: Als iemand aan het praten is, kan hij of zij plotseling stoppen met spreken en niets zeggen gedurende enkele seconden tot een minuut.

  • Onvermogen om taken voort te zetten: Tijdens een absence kan de persoon stoppen met wat hij of zij aan het doen was, zoals schrijven of tekenen, en vervolgens de activiteit niet voortzetten alsof er een kortstondige onderbreking was. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Atonisch aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen verliest de persoon plotseling de spierspanning, wat kan leiden tot vallen zonder waarschuwing. 

Slide 21 - Tekstslide

Tonisch-clonische aanvallen
  • Ook bekend als grand mal-aanvallen
  • Iemand raakt volledig buiten bewustzijn
  • Soms voelt iemand dit al aankomen: Aura
  • Soms een gil , dit is geen angst maar komt omdat de ademhalingsspieren samentrekken en lucht door de vernauwde stemspleet naar buiten komt.

  • Na de aanval kan de persoon gedesoriënteerd en vermoeid zijn. 
  • Er kan ook sprake zijn van incontinentie van urine

Slide 22 - Tekstslide

Tonische fase
-ademhaling stokt, een tekort aan zuurstof- soms blauwe kleur
-spierstijfheid
-Duurt meestal een 10 tal seconden

Slide 23 - Tekstslide

Clonische fase
- samentrekken en verslappen ( convulsies)
- vaak raken tong, wang of lippen tussen de tanden beknelt:          tongbeet
- versterkte speekselafscheiding ( soms bloederig door tongbeet)
- dikwijls urine laten lopen
- na 2 a drie minuten hervatting van de ademhaling diep en blazend
-


Slide 24 - Tekstslide

na de tonisch- clonische fase
- kan verward zijn
- posticale amnesie
- vaak diep in slaap
-hoofdpijn en spierpijnen en kleine bloeduitstortingen in het gezicht, borst en in de ogen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Partiële epilepsie
  • Eenvoudige partiële aanvallen
  • Complexe partiële aanvallen

Slide 27 - Tekstslide

Eenvoudige partiële aanvallen
  • Deze aanvallen beginnen in een specifiek deel van de hersenen 
  • Veroorzaken lokale symptomen, zoals:
  • - tintelingen, 
  • - spierkrampen 
  • - of vreemde geuren of smaken. 
  • Het bewustzijn blijft behouden. 

Slide 28 - Tekstslide

Complexe partiële aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen ervaart de persoon veranderingen in het bewustzijn, 
  • met mogelijk onwillekeurige bewegingen zoals kauwen, slikken, frunniken aan kleding, en complexe handelingen. 
  • Na de aanval kan de persoon zich verward en vermoeid voelen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Triggers
  • overmatig alcoholgebruik en drugs;
  • slaaptekort;
  • de periode voor of na spanningen/emoties/stress;
  • (hormonale veranderingen)
  • lichtflitsen 
  • temperatuurswisseling zoals bij koorts;
  • het niet innemen van de medicatie.

Slide 31 - Tekstslide

Wat is het allerbelangrijkst bij epilepsie?
A
Aanval voorkomen
B
Middel met zo min mogelijk bijwerkingen
C
Geen interacties
D
Juiste stof en dosis ongeacht fabrikant

Slide 32 - Quizvraag

Leefregels bij epilepsie
  • Vermijd alcohol en drugs.
  • Zorg voor voldoende slaap en vermijd slaaptekort.
  • Beheers stress met ontspanningstechnieken.
  • Vermijd knipperende lichten en andere visuele triggers.
  • Neem veiligheidsmaatregelen in huis, vooral in de keuken en badkamer.

Slide 33 - Tekstslide

Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Partiële en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Partiële en gegeneraliseerde epilepsie.

Slide 34 - Quizvraag

Het bewustzijn is gedaald bij een:
A
Eenvoudig partiële aanval
B
Complex partiële aanval

Slide 35 - Quizvraag

Met welk onderzoek kan je de diagnose epilepsie stellen?



A
EMG
B
Bloedonderzoek
C
EEG
D
ECG

Slide 36 - Quizvraag

Medicijnen (anti-epilectia)
Levetiracetam: Merknaam: Keppra.
 
Valproïnezuur: Merknamen: Depakine, Orfiril.

Carbamazepine: Merknaam: Tegretol.

Lamotrigine: Merknamen: Lamictal, Dispers.

Fenytoïne: Merknaam: Epanutin
Topiramaat: Merknaam: Topamax.
  
Oxcarbazepine: Merknaam: Trileptal.

Clobazam: Merknaam: Frisium.

Ethosuximide: Merknaam: Zarontin.

Clonazepam: Merknaam: Rivotril.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht korte kennisdeling
• Syndroom van West
• Syndroom van Lennox- Gastaut
• Status epilepticus
• Onderzoeken naar epilepsie
  •  uitleg over de chirurgische behandeling

Slide 43 - Tekstslide