Epilepsie

Epilepsie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Epilepsie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt benoemen wat epilepsie is.
Je kunt benoemen wat de oorzaken van epilepsie zijn.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen verschillende soorten epilepsie.
Je kunt uitleggen hoe de behandeling is bij epilepsie
Je kunt handelen als verzorgende bij een epileptische aanval.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij van Epilepsie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is epilepsie
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken
  • Erfelijke factoren
  • Veroudering ( hersenaandoeningen)
  • Verstandelijke beperking ( 30% heeft epilepsie)
  • Geboorte trauma (zuurstof gebrek tijdens de geboorte)
  • Hersenletsel
  • Hersenvliesontsteking
  • Hersenbloeding (CVA)
  • Gezwel (tumor) in de hersenen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Epilepsie en verstandelijke beperking
  • 30% van zorgvragers met verstandelijke beperking heeft epilepsie
  • hoe ernstiger de beperking hoe meer kans op epilepsie
  • epilepsie kan leiden tot:
  • -  afname geestelijke vermogens, 
  • - Ziekte van Alzheimer 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar begint epilepsie?
A
Ruggenmerg
B
Zenuwen in de rug
C
Hersenen
D
Wervelkolom

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij epilepsie ?
A
aanvallen
B
bloedingen
C
daling bloeddruk
D
hartritmestoornissen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Epilepsie is erfelijk
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verzorgende aspecten
  • controle op verwondingen (tongbeet),
  • persoon niet in bedwang houden,  
  • lichamelijke zorg, 
  • stabiele zijligging, 
  • alarmeren, 
  • rust geven, 
  • vragen waar behoefte aan is, 
  • kijken waardoor aanval veroorzaakt is, 
  • wat rapporteer je? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gegeneraliseerde epilepsie
  • Myoclonische aanvallen
  • Absences
  • Atonische aanvallen 
  • Tonisch-clonische aanvallen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Myoclonische aanvallen
  • Deze aanvallen gaan gepaard met snelle, schokkende bewegingen van spiergroepen. 
  • Ze kunnen mild zijn, zoals een schok in de arm, of ernstiger met hevige spierschokken door het hele lichaam.
  • Als de spierschokken hevig zijn, kan iemand vallen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Absences
  • Absences zijn korte periodes van bewustzijnsverlies die vaak voorkomen bij mensen met gegeneraliseerde epilepsie, vooral bij kinderen
  • Tijdens een absence lijkt de persoon tijdelijk afwezig te zijn en kan de omgeving lijken te vervagen. 
  • Absences kunnen verschillende seconden tot een halve minuut duren.
  • Worden meestal niet gevolgd door een verwardheidsperiode.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden gedragingen tijdens Absences 
  • Staren: De persoon staart plotseling in de ruimte zonder enige reactie op externe prikkels. Ze lijken niet meer te luisteren naar wat er om hen heen gebeurt.

  • Onderbreking van gesprek of activiteit: Als iemand een gesprek voert of een activiteit uitvoert, kan hij of zij plotseling stoppen met praten, met een lege blik in de ogen.
  • Onbewuste bewegingen: Soms gaan absences gepaard met kleine, automatische bewegingen, zoals lippen likken, friemelen met kleding, of herhalende handbewegingen.
      

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden gedragingen tijdens Absences (2)
  • Plotselinge stilte: Als iemand aan het praten is, kan hij of zij plotseling stoppen met spreken en niets zeggen gedurende enkele seconden tot een minuut.
  • Onvermogen om taken voort te zetten: Tijdens een absence kan de persoon stoppen met wat hij of zij aan het doen was, zoals schrijven of tekenen, en vervolgens de activiteit niet voortzetten alsof er een kortstondige onderbreking was. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Atonisch aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen verliest de persoon plotseling de spierspanning, wat kan leiden tot vallen zonder waarschuwing. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tonisch-clonische aanvallen
  • Ook bekend als grand mal-aanvallen
  • Deze zijn vaak hevig en betrekken het hele lichaam
  • De tonische fase wordt gekenmerkt door spierstijfheid, gevolgd door de clonische fase met schokkende bewegingen
  • Na de aanval kan de persoon gedesoriënteerd en vermoeid zijn. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering over het tonisch-clonisch insult is waar?
A
Schokken zien we bij de tonische fase, verkramping tijdens de clonische fase
B
Verkramping zien we tijdens de tonische fase, schokken tijdens de clonische fase

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Partiële eileptie
  • Eenvoudige partiële aanvallen
  • Complexe partiële aanvallen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eenvoudige partiële aanvallen
  • Deze aanvallen beginnen in een specifiek deel van de hersenen 
  • Veroorzaken lokale symptomen, zoals:
  • - tintelingen, 
  • - spierkrampen 
  • - of vreemde geuren of smaken. 
  • Het bewustzijn blijft behouden. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complexe partiële aanvallen
  • Tijdens deze aanvallen ervaart de persoon veranderingen in het bewustzijn, 
  • met mogelijk onwillekeurige bewegingen zoals kauwen, slikken, frunniken aan kleding, en complexe handelingen. 
  • Na de aanval kan de persoon zich verward en vermoeid voelen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De oorzaak van epilepsie is.....
A
overprikkeling van het zenuwbanen
B
verstoring prikkeloverdracht in de hersenen
C
verstoring bewegingsmechanisme
D
slaaptekort

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is epilepsie dodelijk ?
A
altijd
B
nooit
C
soms
D
dat weet niemand

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Triggers
  • overmatig alcoholgebruik en drugs;
  • slaaptekort;
  • de periode voor of na spanningen/emoties/stress;
  • (hormonale veranderingen)
  • lichtflitsen 
  • temperatuurswisseling zoals bij koorts;
  • het niet innemen van de medicatie.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het allerbelangrijkst bij epilepsie?
A
Aanval voorkomen
B
Middel met zo min mogelijk bijwerkingen
C
Geen interacties
D
Juiste stof en dosis ongeacht fabrikant

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leefregels bij epilepsie
  • Vermijd alcohol en drugs.
  • Zorg voor voldoende slaap en vermijd slaaptekort.
  • Beheers stress met ontspanningstechnieken.
  • Vermijd knipperende lichten en andere visuele triggers.
  • Neem veiligheidsmaatregelen in huis, vooral in de keuken en badkamer.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van iemand met epilepsie
  • Emotionele Ondersteuning: Leven met epilepsie kan emotioneel uitdagend zijn. Emotionele steun van familie, vrienden en ondersteunende professionals kan helpen omgaan met angst, stress en depressie.


  • Zelfmanagement: Het aanleren van zelfmanagementtechnieken helpt mensen met epilepsie om hun aandoening beter te begrijpen, hun gezondheid te monitoren en hun medicatie te beheren. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiden van iemand met epilepsie 2
  • Levensstijl en Gezondheid: Begeleiding over een gezonde levensstijl, inclusief voldoende slaap, stressmanagement, lichaamsbeweging en voeding, kan helpen bij het verminderen van aanvalsfrequenties.


  • Veiligheid: Het bieden van richtlijnen voor veiligheid, vooral bij activiteiten zoals zwemmen, autorijden en koken, helpt om risico's te verminderen 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten bij de begeleiding

Slide 35 - Woordweb

  • Observeren
  • Veilige omgeving
  • aanspreken
  • verstikkingsgevaar
  • ondersteunen bij acceptatie gevolgen epilepsie
  • passende activiteiten aanbieden
  • prikkelarme omgeving
  • Controleren op verwondingen na aanval
  • Lichamelijke verzorging na aanval (verlies urine)
  • Medicatie toedienen (protocol)
  • Medische hulp inschakelen
  • Goed rapporteren
  • Dagboekje bijhouden
Behandeling epilepsie

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste hulp bij epilepsie
  • Blijf kalm en geruststellend.
  • Bescherm de persoon door scherpe of gevaarlijke objecten te verwijderen.
  • Leg de persoon voorzichtig op de grond.
  • Plaats kussens of zachte voorwerpen onder het hoofd.
  • Zorg voor ruimte rond de persoon door obstakels te verwijderen.
  • Draai de persoon op de zij om te voorkomen dat braaksel de luchtweg blokkeert. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste hulp bij epilepsie 2
  • Houd de tijd bij. Als de aanval langer dan vijf minuten duurt, bel dan een ambulance.
  • Let op de ademhaling. Begin met reanimeren als de ademhaling stopt en je bent getraind om dit te doen.
  • Bied bescherming en warmte na de aanval.
  • Houd toeschouwers op afstand en zorg voor rust voor de persoon na de aanval.
  • Maak aantekeningen over de duur en het verloop van de aanval voor medische professionals. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bewustzijn is gedaald bij een:
A
Eenvoudig partiële aanval
B
Complex partiële aanval
C
Bij allebei

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk onderzoek kan je de diagnose epilepsie stellen?



A
EMG
B
Bloedonderzoek
C
EEG
D
ECG

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen (anti-epilectia)
Levetiracetam: Merknaam: Keppra.
 
Valproïnezuur: Merknamen: Depakine, Orfiril.

Carbamazepine: Merknaam: Tegretol.

Lamotrigine: Merknamen: Lamictal, Dispers.

Fenytoïne: Merknaam: Epanutin
Topiramaat: Merknaam: Topamax.
  
Oxcarbazepine: Merknaam: Trileptal.

Clobazam: Merknaam: Frisium.

Ethosuximide: Merknaam: Zarontin.

Clonazepam: Merknaam: Rivotril.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen van de medicatie (anti-epileptica)
  • misselijkheid, 
  • sufheid, 
  • traagheid, 
  • braken, 
  • duizeligheid

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald
  • De student beschrijft de definitie van Epilepsie
  • De student benoemt de oorzaken van epilepsie
  • De student beschrijft de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
  • De student benoemt de kenmerken van Partiële epilepsie
  • De student beschrijft hoe iemand te begeleiden met epilepsie 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies