Proefwerk H. 1: Canada, dichtbij en veraf!

Oefentoets
Hoofdstuk 1:
Canada: dichtbij en veraf!

Veel succes!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Hoofdstuk 1:
Canada: dichtbij en veraf!

Veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Een gebied is een stuk van het aardoppervlak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Op welke twee manieren kan de schaal op een kaart weergegeven worden?
A
Met kleuren en een legenda.
B
Met een schaalgetal en een schaalstok.
C
Met een schaalstok en een windroos.
D
Met een legenda en een schaalgetal.

Slide 3 - Quizvraag

Twee uitspraken:
I Een kaart is een vergroting van de werkelijkheid.
II Een topografische kaart is een kaart met een bepaald
onderwerp.
A
beide zinnen zijn goed
B
zin I is goed, zin II is fout
C
beide zinnen zijn fout
D
zin I is fout, zin II is goed

Slide 4 - Quizvraag

Reken uit:
Schaal = 1 : 150.000
2 cm op de kaart is dan in werkelijkheid ... Km
A
7
B
4
C
6
D
3

Slide 5 - Quizvraag

Wat moet ik doen om te weten te komen hoeveel "km" één cm in het echt is?
A
2 nullen wegstrepen
B
5 nullen wegstrepen
C
3 nullen wegstrepen
D
6 nullen wegstrepen

Slide 6 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van 1:500.000 De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 4,5 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
20,5 km.
B
22,5 km.
C
20 km.
D
21 km.

Slide 7 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van 1 : 500.000. Hoeveel kilometer in werkelijkheid is 1 cm op die kaart?
A
5
B
50
C
500
D
5000

Slide 8 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van 1 staat tot 3.000.000 cm. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 3 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
90 km.
B
75 km.
C
50 km.
D
65 km.

Slide 9 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van 1: 700.000 De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 3 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
25 km.
B
20 km.
C
21 km.
D
26,5 km.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste buurland van Canada?
A
Rusland
B
Groenland
C
Verenigde Staten
D
Canada heeft geen buurlanden

Slide 11 - Quizvraag

Aan welke twee oceanen ligt Canada?
A
Atlantische Oceaan en Grote Oceaan
B
Atlantische Oceaan en Indische Oceaan
C
Grote Oceaan en Indische Oceaan
D
Grote Oceaan en de Noordzee

Slide 12 - Quizvraag

Als je op een kaart eerst een plaats bekijkt, dan het land en daarna het bijpassende werelddeel, dan ben je aan het ...
A
inzoomen
B
uitzoomen

Slide 13 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
Op de foto zie je een winkelstraat in het centrum van Calgary. De gebouwen staan hier dicht op elkaar en er is veel hoogbouw
B
Op de foto zie je een winkelstraat in het centrum van Calgary. De gebouwen staan ver uit elkaar en er is veel laagbouw
C
Op de foto zie je een woonwijk buiten het stadscentrum Calgary. Je vindt hier vooral laagbouw en de huizen staan ver uit elkaar.
D
Op de foto zie je een woonwijk buiten het stadscentrum Calgary. Je vindt hier vooral hoogbouw en de huizen staan dicht op elkaar

Slide 14 - Quizvraag

Wat zie je hier?
A
Op de foto zie je een winkelstraat in het centrum van Calgary. De gebouwen staan hier dicht op elkaar en er is veel hoogbouw
B
Op de foto zie je een winkelstraat in het centrum van Calgary. De gebouwen staan ver uit elkaar en er is veel laagbouw
C
Op de foto zie je een woonwijk buiten het stadscentrum Calgary. Je vindt hier vooral laagbouw en de huizen staan ver uit elkaar.
D
Op de foto zie je een woonwijk buiten het stadscentrum Calgary. Je vindt hier vooral hoogbouw en de huizen staan dicht op elkaar

Slide 15 - Quizvraag

Welke  zoekmethode heb je nodig als je de volgende dingen in de atlas zoekt?
bladwijzer
inhoud
namenregister
de ligging van de stad Rome.
De bevolkingsdichtheid van Europa.
een overzichtskaart van Australië.
De hoeveelheid bos in Canada.
De belangrijke rivieren in Duitsland.

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen absolute en relatieve afstand?
A
Er is geen verschil.
B
Absoluut is afstand in tijd, relatief is afstand hemelsbreed in km.
C
Absoluut is hemelsbreed in km, relatief is afstand in tijd.
D
Absoluut is in kilometers, relatief is in procenten.

Slide 17 - Quizvraag

Als je inzoomt maak je van een groter gebied een kleiner gebied.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Door een sneeuwstorm moet je stoppen en overnachten in een hotel.
Welke van de twee soorten afstanden verandert daardoor?
A
Absolute afstand.
B
Relatieve afstand.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de absolute afstand tussen Vancouver en Yellowknife?
A
3.369 km.
B
1.320 km.
C
2.204 km.
D
1.564 km.

Slide 20 - Quizvraag

Er zijn verschillende schaalniveaus. Wat is de juiste volgorde van kleine naar grote schaal?
A
Regionaal - lokaal - Nationaal - mondiaal - continentaal
B
Lokaal - nationaal - continentaal - regionaal - mondiaal
C
Regionaal - nationaal - continentaal - mondiaal
D
Lokaal, regionaal, nationaal, continentaal, mondiaal

Slide 21 - Quizvraag

Bij continentaal niveau kijk je naar?
A
een land
B
3 landen tegelijk
C
je kijkt naar de hele wereld
D
je kijkt naar een werelddeel

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de meest uitgezoomde schaal?
A
Mondiale schaal
B
Regionale schaal
C
Lokale schaal
D
continentale schaal

Slide 23 - Quizvraag

Bij nationaal niveau kijk je naar?
A
een land
B
een provincie
C
twee landen
D
een werelddeel

Slide 24 - Quizvraag

Een willekeurig land heeft een oppervlakte van 10.000 km 2. Er wonen 4.000.000 mensen.
Wat is de bevolkingsdichtheid van dit land?
A
300 mensen/ km2
B
200 mensen/ km2
C
400 mensen/ km2
D
500 mensen/ km2

Slide 25 - Quizvraag

Waar in de atlas kan ik een thematische kaart vinden
A
Bladwijzer
B
Namenregister
C
Legenda
D
Algemene inhoud

Slide 26 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist? Geef het juiste antwoord..
A
De bevolkingsdichtheid van Canada is hoger dan die van Nederland.
B
Wat oppervlakte betreft is Canada het grootste land ter wereld.
C
Door bevolkingsgroei neemt de bevolkingsdichtheid in een land toe.
D
Een gebied of regio is een bepaalde kaart van het aardoppervlak.

Slide 27 - Quizvraag

De bevolkingsdichtheid heeft gevolgen voor de inrichting van een land.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 28 - Quizvraag

Een willekeurig land heeft een oppervlakte van 8.000 km2. Er wonen 2.000 mensen.
Wat is de bevolkingsdichtheid van dit land?
A
0,30
B
0,45
C
0,25
D
0,50

Slide 29 - Quizvraag

Nederland ligt op het .............
A
Zuidelijk halfrond
B
Noordelijk halfrond
C
Oostelijk halfrond
D
Westelijk halfrond

Slide 30 - Quizvraag

Noorden van Canada
Zuiden van Canada
Warm
veel natuurlandschappen
Koud
dichtbevolkt
dunbevolkt
landbouw
grote steden
mijnen

Slide 31 - Sleepvraag

Gebruik de atlas en de kaart aarde staatkundig: In welk land ben je op
10° Z.B.- 50° W.L.?
A
Rusland.
B
Mexico.
C
Peru.
D
Brazilië.

Slide 32 - Quizvraag

Gebruik de atlas en de kaart aarde staatkundig: In welke stad ben je op
60° N.B.- 30° W.L.?
A
St. Petersburg.
B
Moskou.
C
Helsinki.
D
Rome.

Slide 33 - Quizvraag

Dit is...

het einde van het S.O. 
Kijk alles nog even na voordat je het inlevert!

Slide 34 - Tekstslide