15/12 H1 unité 3 herhaling ww er

la semaine 50
weektaak vorige week : 
luva en maken ex. 9 tm 14 leren apprendre 1 tm 5

weektaak week 50: grammaire II : iets (niet) leuk vinden 16a-d
3.7 ; schrijven : ex  24-28
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

la semaine 50
weektaak vorige week : 
luva en maken ex. 9 tm 14 leren apprendre 1 tm 5

weektaak week 50: grammaire II : iets (niet) leuk vinden 16a-d
3.7 ; schrijven : ex  24-28

Slide 1 - Tekstslide

le 15/12
- ensemble ex 25 (p 96) et texte p 97
- 20 min : 26-29 : seul / silence!
- reste du cours : faire lesson up

Slide 2 - Tekstslide

regelmatige werkwoorden op -er STAM + UITGANG
Hoe maak je de stam?
Haal de letters -er van het hele werkwoord af:
vb  demander => demand
Welke letters krijg je als uitgang?

Slide 3 - Tekstslide

STAM + UITGANG
Hoe maak je de stam?
Haal de letters -er van het hele werkwoord af:
vb  demander => demand
Welke letters krijg je achter de stam als uitgang?
let op! Als een werkwoord begint met een KLINKER of STOMME H dan valt de 'E ' van je weg : j'aime/j'adore/j'habite/j'accepte

je              stam+           nous    stam+
tu             stam+           vous     stam+
il/elle/on stam+           ils/elles stam+

Slide 4 - Tekstslide

je regard
tu mang
il cherch
nous parl
vous nag
 ils  habit
                  ez
                   ons
                  e
                  ent
                  e
                  es

Slide 5 - Sleepvraag

ik woon
A
je habite
B
j'habite
C
tu habites
D
il habite

Slide 6 - Quizvraag

jullie wonen
A
on habite
B
nous habitons
C
vous habitez
D
ils habitent

Slide 7 - Quizvraag

wij werken
A
nous travaillons
B
nous travaillent
C
vous travaillez
D
vous travaillent

Slide 8 - Quizvraag

zij zoeken (v)
A
ils cherchent
B
elle cherche
C
il cherche
D
elles cherchent

Slide 9 - Quizvraag

tu regardes

Slide 10 - Open vraag

nous donnons

Slide 11 - Open vraag

zij wonen (mannelijk)

Slide 12 - Open vraag

wij praten

Slide 13 - Open vraag

Hebben wij zin in de les? :)
A
Tuurlijk
B
Altijd
C
Ja
D
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Le programme
  • herhalen  van grammatica vorige les :  les verbes aimer, adorer, détester et préférer + lidwoord
  • Maak opdrachten schrijfvaardigheid
  • klaar? leren voor TW : maak een planning!

Lesdoel: aan het einde van deze les weet ik dat ik de bij werkwoorden aimer, détester, adorer et préferer een lidwoord moet toevoegen en kan ik dit toepassen en heb ik gewerkt aan mijn weektaak schrijfvaardigheid.

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling van regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

Slide 16 - Tekstslide

De stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 17 - Tekstslide

De uitgangen

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord 'chercher'?

Slide 19 - Open vraag

Kies de juiste zin.
ww = AIMER
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste zin.
ww = PARLER
A
Nous parles français.
B
Nous parlons français.
C
Nous parlent français
D
Nous parlez français.

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste zin.
ww = REGARDER
A
Ils regardes le football.
B
Ils regardons le football.
C
Ils regardez le football.
D
Ils regardent le football.

Slide 22 - Quizvraag

Aimer, adorer, détester, préférer + le, la, l' & les
  • check of het in je schrift staat!
Ik heb een hekel aan = détester 
Ik ben dol op                 = adorer
ik heb liever                   = préférer
ik hou van                       = aimer

Slide 23 - Tekstslide

Aimer, adorer, préférer, détester + le, la, l' & les
  • Na de regelmatige werkwoorden adorer, aimer, détester en préférer gebruik je in het Frans meestal le, la, l' of les
  • In het Nederlands gebruik je hier géén lidwoord!
Voorbeeld: 
    Mijn ouders zijn dol op tennis       Mes parents adorent le tennis. 

Slide 24 - Tekstslide

Na de werkwoorden adorer,aimer, détester en préférer gebruik je in het Frans .......
A
le, de, da, des
B
les
C
le, la, l' of les
D
l'

Slide 25 - Quizvraag

Is dit vrai ou faux?
Je préfère musique!
Vrai
Faux

Slide 26 - Poll

Welke zin is juist?
A
Elle préfère le bus
B
Elle préfère l'bus

Slide 27 - Quizvraag

Vul de goede vorm in: Le - La - L' - Les
  1. Tu aimes ........ français?
  2. Claire déteste  ..............  histoire.
  3. On déteste ......... maths.
  4. J'adore ....... biologie.

Slide 28 - Tekstslide

Faire les exercices
=> opdracht 16a tm 16d (vorige les al aan gewerkt)
=> 24-29

Slide 29 - Tekstslide