1A - P4 - Week 3 - les 2 - H10 - Schone aarde - voorbereiden tekst

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom
- Lezen 
- Theorie schrijfplan maken
- Hulp opzet alinea's + schrijven
- Weektaak afronden

Doel:
- Je benoemt wat hoofd- en bijzaken zijn
- Je kunt de betekenis van een lastig woord bepalen aan de hand van een tekst. 
- Je maakt een schrijfplan en schrijft de tekst!

Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling:
verbanden en signaalwoorden 
H10 - schone aarde
Opsomming
Op tijd beginnen met leren heeft verschillende voordelen. Zo heb je weinig stress aan het einde van de periode, daarnaast kun je je goed richten op al je toetsstof. 
Tegenstelling
Ik wil heel graag een softijsje eten, maar ik kan niet zo goed tegen zuivel. 

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken huiswerk:

Hoofdstuk 10:
maak in je boek opdracht 3 t/m 6
Leer ook de theorie die je hierbij moet gebruiken


Als je online werkt:
10.1 - C - opdracht 2
10.2 B - helemaal
H10 - schone aarde

Slide 5 - Tekstslide

H10 - Hoofdzaken en bijzaken

Slide 6 - Tekstslide

Nadenken over de dingen die je wilt schrijven:

- Benoem wat je voor wie gaat schrijven
- Hoofdzaken bedenken
- Vragen bedenken die je wilt beantwoorden
- Kernzin van elke alinea
- Toelichting kernzin
- Welke alinea komt op welke plek?
 
Schrijf je tekst per alinea
H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?

Slide 7 - Tekstslide

Problemen die opgelost moeten worden:

1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.

H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?

Slide 8 - Tekstslide

Zelf op te lossen
Niet zelf op te lossen
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.

Slide 9 - Sleepvraag

Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.

Slide 10 - Woordweb

Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.

Slide 11 - Woordweb

Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.

Slide 12 - Woordweb

Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.

Slide 13 - Woordweb

Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.

Slide 14 - Woordweb

Vragen stellen om meer kennis/duidelijkheid te krijgen:

Open vragen - je wilt een uitgebreid antwoord

Gesloten vragen - je wilt een kort
antwoord (ja, nee, leeftijd etc)

Doorvragen - meer informatie krijgen
 over iets wat iemand gezegd heeft

H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?

Slide 15 - Tekstslide

Vragen stellen om meer kennis/duidelijkheid te krijgen:

Open vragen - je wilt een uitgebreid antwoord

Gesloten vragen - je wilt een kort
antwoord (ja, nee, leeftijd etc)

Doorvragen - meer informatie krijgen
 over iets wat iemand gezegd heeft

H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen. 

Slide 16 - Tekstslide

Vragen stellen om meer kennis/duidelijkheid te krijgen:

- Open vragen - je wilt een uitgebreid antwoord
- Gesloten vragen - je wilt een kort
antwoord (ja, nee, leeftijd etc)
- Doorvragen - meer informatie krijgen
 over iets wat iemand gezegd heeft

- Kies drie problemen waarmee je gaat
werken
.
Kijk naar de bedachte oplossingen, 
welke kritische vragen kun je daarbij 
stellen? (om het probleem zo meer duidelijk te maken)

H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen. 

Slide 17 - Tekstslide

Startopdracht
Noteer in je schrift...

  • Waarover gaat de tekst? Noteer 1 woord.

  • Wat vind jij de belangrijkste zin van de tekst?

  • Waarom vind je dit de belangrijkste zin?

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken
  • Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp.

  • De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
  • Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.




Slide 19 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken
  • Feiten, jaartallen, eigenschappen van het onderwerp
  • Meestal aan het begin of aan het eind van een tekst
  • Hoofdzaken komen in een samenvatting!
  • Geven vaak antwoord op wie, wat, waar, wanneer, hoe?

Bijzaken
  • Voorbeelden en extra uitleg
  • Maken de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen

Slide 20 - Tekstslide

Even oefenen...
Noteer in je schrift...

  • Wat is het onderwerp van deze tekst? 
  • Noteer 3 zinnen die over hoofdzaken gaan.
  • Noteer 1 zin die over een bijzaak gaat.

Nieuwe woorden!
  • verorberen 
  • schenken
  • syndroom


  • de schaal
  • het gerecht
  • de waarde

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
  • Zoek online één nieuwsartikel op
    (NU.nl, NOS.nl, ...)
  • Vat het nieuwsbericht samen in 5 woorden
  • We bespreken straks jullie artikelen!
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Hoe?

Slide 22 - Tekstslide

In een samenvatting staan...
A
hoofdzaken
B
bijzaken
C
hoofdzaken en bijzaken

Slide 23 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen hoofdzaken en bijzaken.

Slide 24 - Open vraag

Wat is het onderwerp van een tekst?

Slide 25 - Open vraag

Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op: 
  • de titel
  • de eerste zin of de eerste alinea 
  • een afbeelding bij de tekst 
  • tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst 

Slide 26 - Tekstslide


Energiedranken zijn rijk aan suiker en cafeïne. Dit verhoogt het risico op onder andere overgewicht, gebitsproblemen, hartproblemen en een verhoogde bloeddruk. Vooral voor kinderen is energiedrank ongezond, wegens het effect van de cafeïne. Daarnaast kan het leiden tot slaap- en angstproblemen.

Slide 27 - Open vraag

Dus het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat en de hoofdgedachte van een tekst is wat de schrijver van die tekst de lezer duidelijk probeert te maken.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Hoe vind je de hoofdgedachte?

  • Vraag je af wat de schrijver vertelt over het onderwerp
  • De hoofdgedachte hoeft niet letterlijk in de tekst te staan
  • Bedenk wat de tekstsoort en het tekstdoel is, de hoofdgedachte heeft daar mee te maken

Slide 30 - Tekstslide

Hoofdzaken
  • Wat belangrijk is in een tekst.

  • Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea.

  • Tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden.

Slide 31 - Tekstslide

Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?

  • Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zin van een alinea.
  • Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken.
    Denk aan een hamburger... 

Stel jezelf de volgende vragen:
  1. Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
  2. Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?

Let op: sommige alinea's bevatten geen hoofdzaken.
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)

Slide 32 - Tekstslide

Kernzinnen
  • In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak/hoofdzaken.

  • Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen. Vaak een toelichting of voorbeeld(en).

Kernzinnen – de ruggengraat van je tekst
Samen vormen de kernzinnen de ruggengraat van je verhaal.

Slide 33 - Tekstslide

Kernzinnen
  • Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea.

  • Soms is er geen duidelijke kernzin.
    Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord/de kernwoorden.

Slide 34 - Tekstslide

Stappenplan
  • Stap 1: bepaal het (deel)onderwerp

  • Stap 2: bepaal het doel van de alinea

  • Stap 3: zoek de belangrijkste zin

  • Stap 4: kijk of er nog meer belangrijke zinnen zijn

Slide 35 - Tekstslide

Hoofdstuk 10

Taak komende week Hoofdstuk 10:
Maak opdracht  7, 8, 9, 11, 12, 13, 15 - 19
- leer ook weer de theoriegedeelten

(online 10.2 C - 10.3 B, C, D)

- probleem uitpluizen
- 'zoekvraag' in voorbereiding zetten  + antwoord + aanvullende informatie
- Alinea schrijven











Aan de slag:

Slide 36 - Tekstslide