1. de woorden van hoofdstuk 2 ( 41, 47, 53, 59)
2. Wat is het : onderwerp, inleiding, slot, conclusie)
3. het lezen van een budget (wat zijn de uitgaven, wat zijn de inkomsten, moet hij/zij lenen?)
4. weinig, minder, minst, veel, meer, meest
5. het lezen van een sprookje