grammatica woordsoorten H5

5. Lastige woordsoorten in samengestelde zinnen
Sommige woorden kunnen in samengestelde zinnen tot verschillende woordsoorten behoren. Het woord dat kan bijvoorbeeld afhankelijk van de grammaticale rol in de zin zowel een onderschikkend voegwoord, een aanwijzend of een betrekkelijk voornaamwoord zijn.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

5. Lastige woordsoorten in samengestelde zinnen
Sommige woorden kunnen in samengestelde zinnen tot verschillende woordsoorten behoren. Het woord dat kan bijvoorbeeld afhankelijk van de grammaticale rol in de zin zowel een onderschikkend voegwoord, een aanwijzend of een betrekkelijk voornaamwoord zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Wie heeft die woordsoorten eigenlijk bedacht?
A
die = nevenschikkend voegwoord
B
die = onderschikkend voegwoord
C
die = betrekkelijk voornaamwoord
D
die = aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Quizvraag

De Neerlandicus die ze heeft bedacht, mag voor de rest van zijn leven achter de tralies.
A
die = nevenschikkend voegwoord
B
die = onderschikkend voegwoord
C
die = betrekkelijk voornaamwoord
D
die = aanwijzend voornaamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Dat mensen vrijwillig Nederlands gaan studeren, baart me grote zorgen.
A
Dat = nevenschikkend voegwoord
B
Dat = onderschikkend voegwoord
C
Dat = betrekkelijk voornaamwoord
D
Dat = aanwijzend voornaamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Toen ik hoorde dat dit de laatste toets van het jaar is, sprong ik een gat in de lucht.
A
dat = nevenschikkend voegwoord
B
dat = onderschikkend voegwoord
C
dat = betrekkelijk voornaamwoord
D
dat = aanwijzend voornaamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Na de laatste les bedankte mevrouw Van Zaalen ons en toen liep ze huppelend het lokaal uit.
A
toen = nevenschikkend voegwoord
B
toen = onderschikkend voegwoord
C
toen = betrekkelijk voornaamwoord
D
toen = bijwoord

Slide 6 - Quizvraag

Die, dat, wie en wat
De woorden die, dat, wie en wat kunnen betrekkelijke voornaamwoorden zijn.  Deze betrekkelijke voornaamwoorden verwijzen altijd naar iets dat al in de zin is genoemd: het antecedent. 

Als je het woordje die kunt vervangen door deze; of het woordje dat kunt vervangen door dit, dan zijn het geen betrekkelijke, maar aanwijzende voornaamwoorden. Dat kan ook een onderschikkend voegwoord zijn. 

Als je het woord wie kunt vervangen door degene die of wat  kunt vervangen door datgene dat, dan is het een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent. 

Het woord wat  kan ook een onbepaald voornaamwoord zijn. Hiervan is sprake als je het kunt vervangen door het woordje iets 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Persoonlijk, bezittelijk of wederkerend?
Sommige woorden kunnen zowel een persoonlijk, als een bezittelijk of wederkerend voornaamwoord zijn. Twijfel je? Maak het dan mannelijk: 

- verandert het in hij  of hem? Dan is het een persoonlijk voornaamwoord.
- verandert het in zijn? Dan is het een bezittelijk voornaamwoord. 
- verandert het in zich? Dan is het een wederkerend voornaamwoord. 

Slide 10 - Tekstslide

Of, dus en toen
Het woord of is altijd een voegwoord. Als er een keuze tussen twee opties volgt is het nevenschikkend; koppelt het een bijzin aan een hoofdzin, dan is het een onderschikkend voegwoord. 

Als het woord dus twee hoofdzinnen aan elkaar koppelt, is het een nevenschikkend voegwoord. In alle andere gevallen is het een bijwoord. 

Het woord toen is een onderschikkend voegwoord als het een bijzin aan een hoofdzin koppelt. Is dit niet het geval, dan is het een bijwoord. 

Slide 11 - Tekstslide