BOA les 1 t/m 1.4

BOA
BOA CERTIFICAAT
1. BOA RECHTSKENNIS (THEORIE)
2. PRAKTIJK 
EXHT (TOETSMATRIJS)
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

BOA
BOA CERTIFICAAT
1. BOA RECHTSKENNIS (THEORIE)
2. PRAKTIJK 
EXHT (TOETSMATRIJS)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BOA
HOOFDSTUK 1.1. T/M 1.4
DIT IS NEDERLAND

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DIT IS NEDERLAND

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Constitutionele monarchie
  • Democratische rechtsstaat 
  • Gedecentraliseerde eenheidsstaat 
  • Trias politica
  • Provinciale Staten 
  • Gedeputeerde Staten 
  • Commissaris van de Koning
  • Gemeenteraad
  • College van B&W
  • Burgemeester
LEERDOELEN:

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nut &
Belang

Slide 5 - Tekstslide

De regels die gelden in de Nederlandse samenleving zijn voor een
groot deel vastgelegd in verschillende vormen van wetgeving. 
Tijdens jouw dagelijkse werkpraktijk als BOA ben je niet bezig met het
vaststellen van wetgeving. Toch moet je weten door welke
overheidsorganen en volgens welke procedures wetgeving wordt
vastgesteld, omdat dit jou helpt te begrijpen hoe een bepaalde regel
werkt en waar jij deze wettelijke regel kunt vinden.
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constitutionele monarchie
Koninkrijk     monarchie genoemd, 
Grondwet    een constitutie. 
Nederland is daarom een constitutionele monarchie. 

Een constitutionele monarchie is de aanduiding voor een land waarin het koningschap berust op een constitutie of grondwet, waardoor de macht van de koning(in) beperkt is.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Democratische rechtstaat
  •  Democratisch, omdat de burgers kiezen wie het land regeert. 
  • Rechtsstaat, omdat iedereen zich aan het Nederlandse recht moet houden: burgers, organisaties en overheid. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Welke staatsvorm heeft Nederland?


  1. Grondgebied                                                                                              
  2. Volk.                                                                                                          
  3. Eigen overheidsgezag.
KENMERKEN VAN EEN STAAT

Slide 10 - Tekstslide

Een volk dat woont op een eigen grondgebied onder het gezag van een eigen overheid, vormt een staat.
Gedecentraliseerde Eenheidsstaat

Gedecentraliseerde eenheidsstaat ( NEDERLAND)

  • Gaat over hoe de macht is geregeld.
  • Gedecentraliseerd: De centrale overheid heeft een deel van haar wetgevende macht afgestaan aan lagere overheidsorganen, zoals provincie, gemeente en waterschap.
  • Internationaal treedt Nederland als eenheid op.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TRIAS POLITICA 
  • Frans filosoof Montesquieu.

  • 3 gescheiden machten 

  • Controleren elkaar → elkaar in balans houden.

  • Voorkomen machtsmisbruik één orgaan.

  • Nederlands staatsbestel gebaseerd op ideeën van Montesquieu: geen volledige machtenscheiding   ( S.G+regering)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De macht in Nederland is volgens de leer van de Trias politica verdeeld in:
A
Rijk, Provincies en Gemeenten.
B
Wetgevende macht, uitvoerende macht en de rechtsprekende macht.
C
Staten Generaal, Provinciale Staten, Gemeente raad
D
Wetgevende macht, strafrechtelijke macht en de rechtsprekende macht

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regeringsvorm heeft Nederland?
A
Gedecentraliseerde eenheidsstaat.
B
Een constitutionele monarchie met erfopvolging en een parlementair stelsel.
C
Trias Politica
D
Autocratie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TRIAS POLITICA

Slide 16 - Tekstslide

De regels die gelden in de Nederlandse samenleving zijn voor een
groot deel vastgelegd in verschillende vormen van wetgeving. 
Tijdens jouw dagelijkse werkpraktijk als BOA ben je niet bezig met het
vaststellen van wetgeving. Toch moet je weten door welke
overheidsorganen en volgens welke procedures wetgeving wordt
vastgesteld, omdat dit jou helpt te begrijpen hoe een bepaalde regel
werkt en waar jij deze wettelijke regel kunt vinden.
Regering



  • Koning
  • Alle ministers
  • Uitvoering van de wetgeving
  • Begrotingen opstellen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT
BEKIJK DE VOLGENDE SLIDE EN SCHRIJF VAN ELKE MINISTER OP VAN WELKE PARTIJ HIJ/ZIJ IS INCL. DE MINISTER PRESIDENT

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Kabinet
  • Alle ministers
  • Staatssecretarissen
  • Benoemt burgemeesters
  • Benoemt commissaris van de koning 
  • Bestuurt het land

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste Kamer
  • Controleert de Tweede Kamer
  • Keurt wetten goed'
  • Gekozen door leden Provinciale Staten (getrapte verkiezingen)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tweede Kamer
  • Controleert de regering
  • Maakt wetten samen met Eerste Kamer
  • Goedkeuren of verwerpen van wetsvoorstellen
  • Coalitie: partijen die samen regeren
  • Oppositie: partijen tegenover de coalitie (regeren niet)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding voor de volgende les.
  • Maak de vragen welke op de volgende dia staan.
  • Lees hoofdstuk 1.5 t/m 1.7 door dit is de stof voor de volgende les

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen 
1. Wat is de positie van de koning in de staatsvorm van Nederland?
2. Wat betekent de ministeriele verantwoordelijkheid ten aanzien van de koning?
3. Wie behoren er tot de Staten-Generaal?
4. Wat is de rol van de Staten-Generaal in de democratische rechtstaat?
5. Wie behoort tot de regering?
6. Wat is de verhouding tussen de regering en de Staten-Generaal?
7. Wie kiest de leden van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer?
8. Wat is de zittingsduur van de Kamers?
9. Wat betekent actief kiesrecht en passief kiesrecht?
10. Wat maakt dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is?
11. Wie zijn de decentrale overheden?
12. Wat is de belangrijkste gedachte achter de leer van de trias politica?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EINDE LES !!!

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies