Chapitre 1, voca + grammaire

Phrases clés et le passé composé
- Je kan de woordjes AB toepassen in een zin.
- Je kan vertellen naar welk land je bent geweest.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Phrases clés et le passé composé
- Je kan de woordjes AB toepassen in een zin.
- Je kan vertellen naar welk land je bent geweest.

Slide 1 - Tekstslide

Choisis le mot.

Aujourd'hui, c'est le 4 septembre. C'est ..
A
la jeune
B
la rentrée
C
le voyage

Slide 2 - Quizvraag

Choisis le mot.

Avec mes copains, on ... de nos vacances.
A
explique
B
parle
C
rencontre

Slide 3 - Quizvraag

Choisis le mot.

Moi, j'ai été en Belgique. Il a fait ... : 26 degrés.
A
beau
B
froid
C
mauvais

Slide 4 - Quizvraag

Choisis le mot.

Mon copain Lucas a été ... . Il adore la plage.
A
à la mer
B
à la montagne
C
en avion

Slide 5 - Quizvraag

in / naar + stad / land
Ik ga naar Parijs.                Je vais à Paris.
Hij is in Spanje.                   Il est en Espagne.
Zij gaat naar Portugal.    Elle va au Portugal.
Wij zijn in Nederland.      On est aux Pays-Bas.

Slide 6 - Tekstslide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 7 - Tekstslide

Pays: En
  • Vrouwelijke landen:Féminin
  • 'En
  • Eindigen  altijd op een 'e'
    en Espagne; en France; en Italie

Slide 8 - Tekstslide

Pays: Au
  • mannelijke landen
  • 'au'
  • Eindigt niet op een e (vrouwelijk), s of x  eindigen.
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) au Maroc

Slide 9 - Tekstslide

Pays
  • Aux
  • Pluriel 

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 10 - Tekstslide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Londres

Slide 11 - Tekstslide

Espagne
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 12 - Quizvraag

Danemark
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 13 - Quizvraag

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 14 - Quizvraag

Pays-Bas
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 15 - Quizvraag

Paris
A
À
B
En
C
Au
D
Aux

Slide 16 - Quizvraag

en
au
à
aux
États-Unis
France
Allemagne
Rotterdam
Danemark
Bruxelles

Slide 17 - Sleepvraag

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 18 - Sleepvraag

Grammaire: Wat is een passé composé?
De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T.
Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

In het Frans is de passé composé (Voltooid Tegenwoordige Tijd): 
onderwerp + vorm van avoir + voltooid deelwoord

Slide 19 - Tekstslide

Le passé composé

Slide 20 - Tekstslide

De passé composé
bestaat uit 3 delen: Ik heb gegeten
1: Onderwerp (je, tu, il, elle, etc.)
2: Hulpwerkwoord avoir 
3: Voltooid deelwoord

Slide 21 - Tekstslide

STAP 2: Het werkwoord avoir



Het werkwoord avoir is heel belangrijk.







Slide 22 - Tekstslide

STAP 3: Voltooid deelwoord
  • Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.

manger---> mangé;  parler---> parlé, regarder---> regardé

Slide 23 - Tekstslide

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 24 - Sleepvraag

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
dansé
joué
aimé

Slide 25 - Sleepvraag

Onregelmatige vormen
avoir: hebben
être: zijn
faire: doen/maken

Deze werkwoorden krijgen een ander voltooid deelwoord (2e stap) 

Slide 26 - Tekstslide

Avoir: hebben
eu= gehad
Être: zijn
été= geweest
Faire: doen/maken
fait= gedaan/gemaakt 

Slide 27 - Tekstslide

FAIRE
 AU P.C. 





il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
avons  fait
ont       fait
ai          fait
avez    fait
as         fait
a           fait

Slide 28 - Sleepvraag

Tekst
Het voltooid deelwoord van 'faire'
Het voltooid deelwoord van 'avoir'
Het voltooid deelwoord van 'être' 
fait
été
eu

Slide 29 - Sleepvraag

Passé composé
-er
j'ai
prendre
tu as
être
il a
avoir
on a
faire
nous avons
travaillé
été
eu
pris
fait

Slide 30 - Sleepvraag

avoir
être
faire
été
fait
eu

Slide 31 - Sleepvraag

ik ben geweest
jij bent geweest
hij is geweest
wij zijn geweest
jullie zijn geweest
zij zijn geweest
j'ai été
il a été
vous avez été
ils ont été
tu as été
nous avons été

Slide 32 - Sleepvraag

Sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il fait mauvais
Il fait chaud
Il fait froid
Il fait 22 degrés

il fait beau

Slide 33 - Sleepvraag

Passé-composé
J'
Tu
il,elle,on
Nous

Vous
Ils, elles
ai fait
as fait
a fait
 avons fait
avez fait
ont fait

Slide 34 - Sleepvraag

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je/j'
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
ai été
avez été
avons  été
ont été
a été
as été

Slide 35 - Sleepvraag

ik heb gehad
jij hebt gehad
hij heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad
zij hebben gehad
j'ai eu
il a eu
vous avez eu
ils ont eu
tu as eu
nous avons eu

Slide 36 - Sleepvraag

Fini?


Leren woordjes A + B + zinnen C quizlet

Slide 37 - Tekstslide