Commercieel: Hoe presenteer ik artikelen

Presentatiemeubel
Presentatiemeubel:
  • Vitrine
  • Schap
  • Vrieskist
  • Hangrek (vaste artikelpresentatie)
  • Stellingkasten (vaste artikelpresentatie)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Presentatiemeubel
Presentatiemeubel:
  • Vitrine
  • Schap
  • Vrieskist
  • Hangrek (vaste artikelpresentatie)
  • Stellingkasten (vaste artikelpresentatie)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Display
  1. Kopdisplay = display aan het einde van een stellingkast
  2. Schapdisplay = wandstelling die als display wordt gebruikt
  3. Eilanddisplay = display in het midden in de winkel staat
  4. Presentatie display = tafel waarop je artikelen presenteert
  5. Kassa- of toonbankdisplay = ministelling voor kleine goedkope artikelen
Display = speciaal presentatiemeubel dat je gebruikt om artikelen extra te laten opvallen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Styling
Je kunt een artikelpresentatie laten opvallen met;​
  1. Promotiemateriaal; materiaal om artikelen extra onder de aandacht te brengen zoals; posters, tekstkaarten, prijskaarten enz.​
  2. Decoratiemateriaal; Voegt sfeer toe aan een artikelpresentatie; kerstballen, sinterklaas, paashazen enz (seizoenen/feestdagen)​
  3. Koude kleuren; blauw en groen zorgen voor een frisse en rustige sfeer​
  4. Warme kleuren; rood, oranje en geel zijn vrolijk en opvallend​
  5. Chique winkel gebruiken van neutrale kleuren zoals; wit zwart en grijs

Slide 3 - Tekstslide

Decoratiemateriaal = dit is materiaal dat je gebruikt om de presentatie extra te versieren of om een sfeer te creëren.

Materiaal om je presentatie nog aantrekkelijker te maken, noemen we promotiemateriaal.

Slide 4 - Video

Doelgroep = Een groep mensen met een aantal gelijke kenmerken van wie je verwacht dat ze geïnteresseerd zijn in een bepaald bedrijf, merk of artikel.
Attentiewaarde
Attentiewaarde = de mate waarin een artikel opvalt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Routing
Routing = looproute in de winkel
  1. Vrije route = C&A
  2. Vaste route = IKEA & Xenos

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Facing
Het woord face betekent gezicht. 

Facing is het aantal dezelfde artikelen dat naast elkaar staat.

Het is één van de belangrijkste punten die je van een schappenplan kunt aflezen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Etalage
Gesloten etalage          Halfopen etalage         Open etalage            Inloopwinkel






  1.                            Stopkracht

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we deze stellingkast?
A
Vakkenkast
B
Gondola
C
Open kast
D
Vitrinekast

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met diefstalpreventie probeer je door middel van allerlei maatregelen te voorkomen dat iets gestolen wordt. Een voorbeeld voor winkeliers hiervan is:
A
Stelling
B
Hangrek
C
Gondola
D
Vitrine

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke display is hier sprake?

Slide 12 - Open vraag

Eilanddisplay / brandpunt
Wat zijn impulsartikelen?
A
Waarvoor je naar de winkel ging
B
Artikelen die bij een ander artikel horen
C
Aankoop zonder dat je het van plan was te kopen
D
Artikel om iets anders beter te gebruiken

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een thema?
A
Een onderwerp van bijvoorbeeld een presentatie
B
Manier waarop je de artikelen laat opvallen
C
Indeling van een plat vak
D
Materiaal om een artikelpresentatie nog aantrekkelijker te maken

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke boom is symmetrisch? 1. 2 2.

A
Boom 1
B
Boom 2

Slide 15 - Quizvraag

Symmetrisch is beide gelijk.
Asymmetrisch is beide kanten ongelijk

Wat staat in een verkoopsterke zone?
A
Impulsartikelen
B
Dagelijke gebruiksgoederen
C
Luxe artikelen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb € 50.000 op een spaarrekening. Ik kan met beleggen 6% rendement maken. Moet ik beleggen?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Dit noemt men ook wel spiegelen