3H- herhaling ontkenning+lidwoorden

3h3
Aujourd'hui:
-Herhaling lidwoorden
-Herhaling de ontkenning
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3h3
Aujourd'hui:
-Herhaling lidwoorden
-Herhaling de ontkenning

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over lidwoorden (de/het/een) in het Frans?

Slide 2 - Woordweb

Lidwoorden
Staan voor een zelfstandig naamwoord.
In het Nederlands: de/het/een.

Er bestaan bepaalde en onbepaalde lidwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Bepaalde lidwoorden:
Kennen wij als de/het.
In het Frans drie vormen: le, la , les.

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik je als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is.
Gebruik je als het zelfstandig naamwoord meervoud is.
Gebruik je als het zelfstandig naamwoord mannelijk enkelvoud is.
le
la
les

Slide 5 - Sleepvraag

voorbeelden 
le garçon
la fille
les enfants

le chien/la chienne/les chiens/les chiennes
le soleil/la plage/les parasols/les glaces

Slide 6 - Tekstslide

Onbepaalde lidwoorden
Kennen wij als 'een'.
In het Frans drie vormen: un, une, des.

Slide 7 - Tekstslide

Gebruik je als het zelfstandig naamwoord meervoud is.
Gebruik je als het zelfstandig naamwoord mannelijk enkelvoud is.
Gebruik je als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is.
un
une
des

Slide 8 - Sleepvraag

Voorbeelden
un garçon
une fille
des enfants

un chien/une chienne/des chiens/des chiennes
un soleil/une plage/des parasols/des glaces
Let op: 'des' kun je nooit vertalen naar het Nederlands.

Slide 9 - Tekstslide

Oefeningen

Slide 10 - Tekstslide

C'est (de/het)............... copain (m) de David.
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 11 - Quizvraag

Paris est (een)..........ville(v).
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 12 - Quizvraag

(De/het)............. train (m) de Paris à Lille.
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 13 - Quizvraag

Sophie est dans (de/het).........classe(v) de David.
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 14 - Quizvraag

Je prends (de/het)............ car (m).
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 15 - Quizvraag

La France est (een)..........beau pays.
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 16 - Quizvraag

Mon hobby, c' est (de/het).............roller(m).
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 17 - Quizvraag

Tu habites dans (een).............. maison (v)?
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 18 - Quizvraag

De ontkenning

Slide 19 - Tekstslide

Wat weet je over de ontkenning in het Frans?

Slide 20 - Woordweb

De ontkenning:
Zeggen dat iets niet zo is, niet meer, nooit, nog niet, of dat er niets is. 

Slide 21 - Tekstslide

ne...pas
--> niet/geen
J'ai des devoirs.
Je n'ai pas de devoirs.

Slide 22 - Tekstslide

ne...plus
--> niet meer
J'ai mal à la tête.
Je n'ai plus mal à la tête.

Slide 23 - Tekstslide

ne...jamais
--> nooit

Je mange des légumes.
Je ne mange jamais de légumes.

Slide 24 - Tekstslide

ne...rien
--> niets
J'ai beaucoup de choses à faire.
Je n'ai rien à faire.

Slide 25 - Tekstslide

ne...pas encore
--> nog niet

J'ai réçu un mail.
Je n'ai pas encore réçu un mail. 

Slide 26 - Tekstslide

niets
nooit
niet/geen
nog niet
niet meer
ne...pas
ne...plus
ne...jamais
ne...rien
ne...pas encore

Slide 27 - Sleepvraag

De ontkenning
De ontkenning bestaat uit twee delen.
Ne of n' staat vóór het eerste werkwoord van de zin (de persoonsvorm)
Het tweede deel (pas, plus, jamais, rien, pas encore) staat direct achter de persoonsvorm.

Slide 28 - Tekstslide

Denk aan een hamburger!

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeelden:
Il n'a pas eu son argent de poche.
Hij heeft zijn zakgeld niet gekregen.
Je ne veux plus aller au cinéma.
Ik wil niet meer naar de bioscoop gaan.

Slide 30 - Tekstslide

De ontkenning van c'est is ce n'est pas.

De ontkenning van il y a is il n'y a pas.

Slide 31 - Tekstslide

Lidwoorden na de ontkenning:
Na een ontkenning veranderen un, une, du, de la, de l' en des in:
de/d'

Tu as de l'argent?
Heb je geld?
Non, je n'ai pas d'argent.
Nee, ik heb geen geld.

Slide 32 - Tekstslide

Maintenant:
Au travail: interview vragen

Slide 33 - Tekstslide