V5 la négation et les articles

La négation
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

La négation

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

La négation (de ontkenning) grammaire 

In het Frans gebruik je twee woorden voor een ontkenning. 

Hoe plaats je de ontkenning in de zin?
1. Zoek de persoonsvorm in de zin
2. Voor de persoonsvorm zet je "ne" (of "n'" als de pv met een klinker of stomme h begint)
3. Achter de persoonsvorm zet je de rest van de ontkenning "pas", "jamais", "rien", "plus" etc. 
bijv: - Je ne mange pas de viande 
          - Tu n'es jamais  à l'heure

Uitzondering: Ne.....personne:  Personne komt achter het hele gezegde
bijv: Ils n'ont vu personne


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Na een ontkenning veranderen de lidwoorden un/une/des/du/de la en de l' in: de/d' 
Behalve: 
- na een vorm van être 
- na werkw. die een voorkeur uitdrukken (aimer, adorer, préférer, détester etc):
bijv.: - Je ne suis pas un garçon 
         - Elle n'aime pas la bière

2. Niets/Niemand als onderwerp: Rien......ne/n'  en Personne......ne/n'
bijv.: - Personne ne s'est demandé pourquoi


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Als je een ontkenning los gebruikt, in een zin zonder werkwoord, valt ne/n' weg

bijv.: - Tu as vu quelqu'un? Non, personne!

4 Nieuw:
Ne....... ni....... ni..... = noch...noch of niet...... ook niet
Op het eerste stippellijntje zet je de pv, op het 2e en 3e of 2 werkwoorden of 2 zelfst. nmw.

bijv.: Je ne mange ni viande ni poisson 

Let op: C'est > Ce n'est pas en Il y a > Il n'y a pas

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

J'aime le chocolat.


Il a déjà acheté du chocolat.


Elles regardent toujours des films.
Je n'aime pas le chocolat. 


Il n'a pas encore acheté de chocolat.


Elles ne regardent jamais de films.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ne ... pas

ne ... plus

ne ... jamais

ne ... rien

ne ... pas encore

ne ... personne

ne ... aucun

ne ... pas du tout

ne ... pas non plus

ne ... plus jamais


niet/geen

niet meer

nooit

niets

nog niet

niemand

geen enkele

helemaal niet

ook niet

nooit meer

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nooit
Niets
nog niet
niet meer
niet
Ne ... Pas non plus
Ook niet, ook geen
Ne ... Plus
Ne ... Pas encore
Ne ... Rien
Ne ... Pas
Ne ... Jamais

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

positieve zin <-> negatieve zin
toujours                <->               ne + verbe + jamais
plusieurs              <->               ne + verbe + aucun(e) + nom
quelque chose  <->               ne + verbe + rien
quelqu’un            <->               ne + verbe + personne
quelque part      <->               ne + verbe + nulle part
encore                    <->           ne + verbe + plus
déjà                         <->              ne + verbe + pas encore

Let op het positieve wordt dus vervangen door het negatieve. 
Exemple: Tu es toujours content? Non, je ne suis jamais content



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef een ontkennend antwoord!
La grammaire, c'est facile?
A
Non, ce est ne facile pas.
B
Non, ce ne est pas facile.
C
Non, ce n'est facile pas.
D
Non, ce n'est pas facile.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontkenning
Welke zin is goed?
A
Je n'ai pas une idole
B
Je n'ai pas d'idole

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontkenning is hier gebruikt?

Il ne veut pas encore dormir.
A
nooit
B
niet
C
nog niet
D
niet meer

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de correcte ontkenning van de volgende zin?
Je fais toujours mes devoirs. (nooit)
A
Je ne jamais fais mes devoirs.
B
Je ne fais jamais mes devoirs.
C
Je ne fais pas encore mes devoirs.
D
Je ne fais toujours jamais mes devoirs.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niemand kent hem =
A
Personne ne le connaît.
B
Ne personne le connaît.
C
Je ne connais personne.
D
Personne ne le connaît pas.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak ontkennend:
Je vois quelqu'un

A
je vois quelqu'un personne
B
je ne vois personne quelqu'un
C
je ne vois personne
D
je ne vois pas personne

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quelle est la bonne réponse?

Tu as trouvé quelque chose? (niets)

A
Non, je n'ai pas trouvé.
B
Non, je n'ai pas trouvé rien.
C
Non, je n'ai rien trouvé.
D
Non, je n'ai trouvé rien.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij houden niet van katten en ook niet van honden.
A
Ils n'aiment pas les chats et ne pas les chiens.
B
Ils aiment les chiens et non pas les chats.
C
Ils n'aiment pas non plus les chiens et les chats.
D
Ils n'aiment ni les chats, ni les chiens.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de woorden in de juiste volgorde:
Je-le-ne-pas-veux
(Ik wil het niet)
A
Je ne le veux pas
B
Je ne veux pas le
C
Je le ne veux pas

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zeg het tegenovergestelde:
Je comprends tout.
A
Je ne comprends pas
B
Je ne comprends pas encore
C
Je ne comprends plus
D
je ne comprends rien

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb niets gekocht.
A
Je n'ai pas acheté.
B
Je n'ai rien acheté.
C
Je n'ai jamais acheté.
D
Je n'ai personne acheté.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb niemand gezien.
A
Je n'ai pas vu personne.
B
Je n'ai personne vu.
C
Personne ne m'a vu.
D
Je n'ai vu personne.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

KIES HET JUISTE LIDWOORD
kies uit: le, la, un, une, du, de la, de l',  des, de, d'

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

J'adore ... sushis japonais
! Mmm, délicieux!

Slide 22 - Open vraag

kies uit : le, la, un, une, des, aux

Il y a ... grand cerf sur ... route nationale.

Slide 23 - Open vraag

kies uit : le, la, un, une, des, aux


schrijf een komma tussen je twee woorden!

Le professeur donne beaucoup ... devoirs aux élèves

Slide 24 - Open vraag

kies uit : le, la, un, une, des, aux




Je veux manger ... pâtes ce soir.

Slide 25 - Open vraag

kies uit : le, la, un, une, des, aux


'pâtes'= pasta
Je mets toujours un peu ... sucre dans mon thé.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu manges toujours ... confiture le matin?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Non, je ne mange pas ... confiture. Je mange du miel.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb ik alles begrepen?
A
Ja, ik vond het gemakkelijk
B
Als ik de grammatica leer, kan ik dit wel.
C
Ik heb het meeste begrepen, ik heb nog wel een vraag.
D
Help! Ik begrijp er niets van!

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een keuze

Verder oefenen met de ontkenning? maak dan van un 4 ex 24. 
of maak de werkwoorden: 
werkwoorden, boire, connaître, devoir, recevoir, vivre ex. 18 un 3. 
of de voorzetsels opdracht 24 c en d un 6

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies