Maandag, 19.04.21

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Was ist alles Super in dieser Schule? 

Parkplatz ; Altbau; Nordbau; Westbau; sportlich; Treppe; Mäppchen ; 

Füller; Klasse; Stoff; Lehrer; Schüler; Leute; Es ist; Ich bin; Ich finde es; Schnecke; 

Bretter ; Gurke; Birne; Käse; Formeln; Kurven; Bälle; Balken; Whiteboard; Bildschirm; Technik; 

Pause; Sofa; Klettern; Tafel; Kreide; Schule; Supergeil = toll 

Wörter

1. Je pakt nu je kaartjes met de woorden. 
2. Je maakt stapels met de woorden die vrouwelijk, mannelijk, onzijdig of meervoud zijn. Ook maak je stapels met de werkwoorden.
3. Bedenk ook 10 zinnen met de woordjes die je voor vandaag geleerd hebt. vergeet daarbij niet aan de grammatica te denken. ( de naamvallen en het vervoegen van het werkwoord); Je werkt in tweetallen. Welke duo weet de meeste zinnen van een ander Duo te vertalen?  

Wörter

1. Nu komt iemand uit de klas naar voren.
2. De leerling die voor de klas staat gaat een woord uitbelden en de klas moet het woord raden. (In het Duits) 

Grammatik 

Du wirst gleich Tabellen sehen von der:

1. Der - Gruppe

2. Ein - Gruppe

3. Personalpronomen 

Ergänze die Tabelle auf dem Dia 

ein- groep
1.
3.
4.

Wat is het verschil tussen deze twee groepen? 

Welke voorzetsels ken je?

der- groep	m	v	o	mv
1.
3.
4.

Persoonlijk voornaamwoord	ik	jij	hij	het	wij	zij	jullie	U
1.
3.
4.

Welk lidwoord hoort in de lege plek:

	m	v	o	mv
1.	der	die	das	die
3.		der
4.	den		das	die

Welk lidwoord hoort in de lege plek:

	m	v	o	mv
1.		eine		keine
3.	einem		einem
4.

Welk lidwoord hoort in de lege plek:

	ik	jij	hij	zij (ev)
1.
3.	mir	dir	ihm	ihr
4.

Grammatik 

Jetzt eine kleine Wiederholung der Fälle. Du musst in ein paar Sekunden die richtige Entscheidung treffen. Wie heißen die Fälle schon wieder? 

Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Welke voorzetsels krijgen altijd de 4e nv?

Geef de juiste naamval aan.

Der Affe musste DIE GIRAFFE retten.

1. 1e: onderwerp
2. 3e: meewerkend voorwerp
3. 4e: lijdend voorwerp

Geef de juiste naamval aan.

UNSER HAUSTIER schiebt sein Auto aus der Garage.

1. 1e naamval: onderwerp
2. 3e naamval: meewerkend voorwerp
3. 4e naamval: lijdend voorwerp

Geef de juiste naamval aan.

Mein Bruder schenkt MEINER TIERÄRZTIN ein Buch.

1. 1e naamval: onderwerp
2. 3e naamval: meewerkend voorwerp
3. 4e naamval: lijdend voorwerp

Der Kumpel gibt dem dicken Vogel das Futter.

Wat is in deze zin het onderwerp?

1. dem dicken Vogel
2. das Futter
3. gibt
4. der kumpel

Der Kumpel gibt dem dicken Vogel das Futter.

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

1. das Futter
2. gibt
3. dem dicken Vogel
4. der Kumpel

Der Kumpel gibt dem dicken Vogel das Futter.

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

1. dem dicken Vogel
2. das Futter
3. der Kumpel
4. gibt

De bepaalde lidwoorden en dies-, jed-, jen-, manch-, solch- etc. horen bij de .... 

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

De bezittelijke voornaamwoorden (mein, dein, sein, enz.) horen bij de ...

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Onzijdig woord der-Gruppe in de vierde naamval

1. der
2. das
3. die
4. dem

Vrouwelijk woord der-Gruppe wordt in de derde naamval

1. die
2. der
3. dem
4. den

Mannelijk woord der-Gruppe wordt in de derde naamval

1. der
2. dem
3. das
4. den

welke woorden horen bij de:
der Gruppe

1. dies-; solch ; manch; welch;
2. mein-; kein; sein; ihr;

Welke woorden horen bij de der- groep?

Vertaal deze zin:
Deze wetenschapper aait de papegaai

Vertaal:
Welke hond blafft?

vertaal:
Sommige vogels doen een kat na.

Welke woorden horen bij de ein- Groep

Wat is het verschil tussen de der- groep en de ein- groep

Welke woorden horen bij de voorzetsel +4

Welke woorden horen bij de voorzetsel +3

Was ist alles Super in dieser Schule? 

https:

https:

https:

deutsch-als-fremdsprache-grammatik.de

https: