Blok 7 De Woonpoort schoonmaken

Blok 7 De Woonpoort schoonmaken
Blok 7 
De Woonpoort schoonmaken
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 8 videos.

Onderdelen in deze les

Blok 7 De Woonpoort schoonmaken
Blok 7 
De Woonpoort schoonmaken

Slide 1 - Tekstslide

Blok 7 De Woonpoort schoonmaken
  • Je kunt oorzaken van voedselbederf noemen
  • Je kunt aangeven hoe je voedselbederf kunt voorkomen
  • Je kunt uitleggen wat voedselvergiftiging is en hoe je dit kunt voorkomen
  • Je kunt uitleggen wat eetstoornissen zijn en voorbeelden geven
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Oorzaken van voedselbederf
  • temperatuur: we bewaren de meeste voedingsmiddelen daarom koel
  • vochtigheidsgraad: we bewaren veel voedingsmiddelen daarom droog
  • inwerking van zuurstof: we sluiten de producten daarom goed af of bewaren ze vacuüm
  • inwerking van licht: we bewaren veel voedingsmiddelen daarom in het donker
  • insecten en knaagdieren : kunnen voedsel besmetten 
  • schimmels en bacteriën: veroorzaken bederf

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Houdbaarheid van voedsel
THT: ‘ten minste houdbaar tot’.

Ongekoelde producten: de kwaliteit achteruit gaat na de THT-datum.
Gekoelde producten: : bederft na de THT-datum.

TGT: ‘te gebruiken tot’.
Houd je aan deze datum, want je loopt een groot risico om ziek te worden 
als je het na de TGT-datum eet ( vis, vlees, melk, vers vruchtensap)

Vers: geen TGT- of THT-datum. 
Gebruik  je ogen en je neus.


THT: ‘ten minste houdbaar tot’.
Ongekoelde producten: de kwaliteit achteruit gaat na de THT-datum.
Gekoelde producten: : bederft na de THT-datum.

TGT: ‘te gebruiken tot’.
Houd je aan deze datum, want je loopt een groot risico om ziek te worden
als je het na de TGT-datum eet ( vis, vlees, melk, vers vruchtensap)

Vers: geen TGT- of THT-datum.
Gebruik je ogen en je neus.


Houdbaarheid van voedsel

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Maken
Opdrachten:
1.1a, 1.1b, 1.1c
2.1, 2.2a, 2.2b, 2.3a, 2.4
5.1
6.1

Slide 9 - Tekstslide

Eetstoornissen

Op een ongezonde manier eten of over eten denken, K

Soorten eetstoornissen:
  • Anorexia Nervosa (niet of heel weinig eten)
  • Boulimia Nervosa (eetbuien en daarna overgeven).

Wat kun je eraan doen?
Zorg in elk geval dat iemand met een eetstoornis hulp krijgt van een professioneel
hulpverlener op het gebied van psychische aandoeningen en/of eetstoornissen .



Op een ongezonde manier eten of over eten denken.

Soorten eetstoornissen:
Anorexia Nervosa (niet of heel weinig eten)
Boulimia Nervosa (eetbuien en daarna overgeven).

Wat kun je eraan doen?
Zorg in elk geval dat iemand met een eetstoornis hulp krijgt van een professioneel hulpverlener op het gebied van psychische aandoeningen en/of eetstoornissen .

Eetstoornissen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Grenzen stellen 
Grenzen zijn nodig: 
  • Elke puber heeft behoefte aan duidelijkheid en structuur om te snappen wat er van hem of haar verlangd wordt en hoe de wereld in elkaar steekt.  
Verzetten: 
  • Natuurlijk gaan pubers zich verzetten tegen regels. Dat is natuurlijk gedrag.  Fouten maken mag! Ga in gesprek.
Grenzeloos:
  • Het is belangrijk dat jongeren al vroeg leren hun eigen grenzen aan te geven. Op die manier laten ze niemand over zich heen lopen en zitten ze beter in hun vel.

Slide 12 - Tekstslide

Goed gesprek
Als je met jongeren werkt, moet je veel communiceren. Een goed gesprek heb je als je:
  • de tijd neemt voor een ander;
  • empathie toont (je verplaatst in de gevoelens van een ander);
  • luistert naar een ander, zonder je gedachten af te laten dwalen;
  • zelf ook kunt zeggen wat je wilt zeggen;
  • je bewust bent van je lichaamstaal (dus niet met je armen over elkaar gaan zitten);
  • controleert of je de ander goed hebt begrepen;
  • regelmatig samenvat wat jullie gezegd hebben;
  • niet oordeelt.
Een goed gesprek levert meer contact, begrip en tevredenheid. Mensen die
zich gehoord voelen, zijn bijna altijd tevredener dan mensen die dat gevoel niet hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

een goed telefoongesprek voeren
Je stem is erg belangrijk, let op je intonatie, dan klinkt je stem vriendelijker en duidelijker.

  • Noem bij de opening van het gesprek de naam van de instelling waar je werkt.
  • Zeg: ‘Goedemorgen’ of ‘Goedemiddag’ en noem daarna luid en duidelijk je naam.
  • Zeg niet zomaar ‘je’ of ‘jij’ tegen de ander. Bij een zakelijk gesprek, zeg je ‘u’. Blijf altijd beleefd!
  • Luister goed naar de ander en herhaal eventueel wat de ander gezegd heeft om te checken of je het goed hebt gehoord.
  • Als de ander een vraag stelt waar je op dat moment geen antwoord hebt, leg dan uit dat  je het gaat uitzoeken en dat je zo snel mogelijk terug zult bellen met het antwoord. Noteer de vraag en gegevens  van de ander en kom je belofte na!
  • Aan het eind van het telefoongesprek vat je nog even samen wat er is afgesproken.
  • Bedank eventueel voor het telefoontje. Zeg daarna: ‘Dag meneer’ of ‘Dag mevrouw’ en leg de hoorn rustig neer.
  • Doe geen andere dingen tijdens het gesprek en zodat je geconcentreerd blijft!
  • Zorg dat er altijd een notitieblok met pen naast de telefoon ligt.






Slide 17 - Tekstslide

Rapporteren
Rapporteren is opschrijven of vertellen wat er is gebeurd. 

Observeren betekent zoiets als goed kijken wat er allemaal gebeurt zonder te oordelen. Observeren doe je objectief, zonder oordeel. Je noteert alleen de feiten en niet je eigen mening. 

Dagrapportage:  Schriftelijk rapporteren is opschrijven wat er is gebeurd. Je kunt dan altijd teruglezen hoe iets is gegaan. Op die manier leg je verantwoording af. Handig wanneer je wisselende diensten draait. Zo kun je elkaars werk overnemen en altijd op de hoogte zijn van de laatste gebeurtenissen.









Slide 18 - Tekstslide

Rapporteren
Regels bij rapporteren
  • Rapporteer zo objectief mogelijk.
  • Geef alleen conclusies als je zeker weet dat ze kloppen.
  • Houd het overzichtelijk. Collega’s moeten de rapportage snel kunnen lezen/horen.
  • Rapporteer op tijd, dus meteen na de dienst.









Slide 19 - Tekstslide

Maken
Opdrachten:
9.1, 9.2, 9.3a, 9.3b
10.1, 10.2a, 10.2b
11.1 in Teams
11.2


Slide 20 - Tekstslide

Maken
LOB
13.1
13.2a, 13.2b, 13.3, 13.4, 13.5
13.6, 13.7, 13.8


Slide 21 - Tekstslide