WZKJ blok 7 en 8

blok 7 en 8
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

Onderdelen in deze les

blok 7 en 8

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen blok 7 en 8
  • Je kunt oorzaken van voedselbederf noemen
  • Je kunt aangeven hoe je voedselbederf kunt voorkomen
  • Je kunt uitleggen wat voedselvergiftiging is en hoe je dit kunt voorkomen
  • Je kunt uitleggen wat eetstoornissen zijn en voorbeelden geven

  • Je kunt uitleggen waar je op moet letten als je  gesprekken  met cliënten voert
  • Je  kunt regels noemen voor effectief communiceren
  • Je kunt regels voor een goed telefoongesprek noemen en deze toepassen
  • Je kunt regels voor goed rapporteren noemen en deze toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Waardoor bederft voedsel?

Slide 5 - Woordweb

Oorzaken van voedselbederf
  • temperatuur: we bewaren de meeste voedingsmiddelen daarom koel
  • vochtigheidsgraad: we bewaren veel voedingsmiddelen daarom droog
  • inwerking van zuurstof: we sluiten de producten daarom goed af of bewaren ze vacuüm
  • inwerking van licht: we bewaren veel voedingsmiddelen daarom in het donker
  • insecten en knaagdieren : kunnen voedsel besmetten 
  • schimmels en bacteriën: veroorzaken bederf

Slide 6 - Tekstslide

Hoe is voedselbederf te zien?
A
Als eten van kleur, smaak en geur verandert.
B
Houdbaarheidsdatum verteld wanneer voedsel bedorven is.
C
Voedselbederf zie je niet
D
Alleen als de geur een beetje anders is.

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Voedselbederf ontstaat door..........
A
schimmels
B
celdeling
C
bacteriën
D
schimmels en bacteriën

Slide 9 - Quizvraag

Hoe voorkom je voedselbederf?
A
Door te zorgen dat bacteriën moeilijker delen
B
Door te zorgen dat er geen schimmels en bacteriën bij komen
C
Door te zorgen dat schimmels minder sporen vormen
D
Zowel A,B als C zijn goed

Slide 10 - Quizvraag

De kans op voedselbederf is in de zomer groter dan in de winter. Dat komt door:
A
Micro-organismen groeien in de zomer sneller dan in de winter
B
Micro-organismen groeien in de winter sneller dan in de zomer

Slide 11 - Quizvraag


Wat moet je doen om voedselbederf te voorkomen?
A
Snel opeten
B
Hygiënisch werken
C
In de aanbieding kopen
D
Bewaren op de juiste manier

Slide 12 - Quizvraag

Micro-organismen zorgen voor bederf van voedsel. Hoe kun je dit voorkomen?
A
Hygiënisch werken, en product goed afdekken
B
Niet te veel licht. Donker bewaren.
C
Koelen, niet te lang bewaren buiten de koelkast bewaren
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 13 - Quizvraag

Drie methoden om voedselbederf door bacteriën & schimmels tegen te gaan, zijn invriezen, pasteuri-seren en steriliseren. Bij welke van deze methoden kan voedsel het langst houdbaar worden gemaakt?
A
Bij invriezen
B
Bij pasteuriseren
C
Bij steriliseren
D
Bij alle 3 even lang

Slide 14 - Quizvraag

Houdbaarheid van voedsel
THT: ‘ten minste houdbaar tot’.

Ongekoelde producten: de kwaliteit achteruit gaat na de THT-datum.
Gekoelde producten: : bederft na de THT-datum.

TGT: ‘te gebruiken tot’.
Houd je aan deze datum, want je loopt een groot risico om ziek te worden 
als je het na de TGT-datum eet ( vis, vlees, melk, vers vruchtensap)

Vers: geen TGT- of THT-datum. 
Gebruik  je ogen en je neus.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

welke eetstoornissen ken je?

Slide 17 - Open vraag

Eetstoornissen

Op een ongezonde manier eten of over eten denken, Kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid: lichamelijke klachten, zoals een slecht gebit, botontkalking, het wegblijven van de menstruatie, beschadigde organen en hoge bloeddruk, overlijden.
Soorten eetstoornissen:
  • Anorexia Nervosa (niet of heel weinig eten)
  • Boulimia Nervosa (eetbuien en daarna overgeven).

Wat kun je eraan doen?
Zorg in elk geval dat iemand met een eetstoornis hulp krijgt van een professioneel
hulpverlener op het gebied van psychische aandoeningen en/of eetstoornissen .



Slide 18 - Tekstslide

Dun zijn is mooier dan dik zijn
eens
oneens

Slide 19 - Poll

Doordat de modellen in magazines zo dun zijn, krijgen mensen eetstoornissen
eens
oneens

Slide 20 - Poll

Als je dun bent, hoef je nog geen anorexia te hebben.
eens
oneens

Slide 21 - Poll

Slide 22 - Video

Goed gesprek
Als je met jongeren werkt, moet je veel communiceren. Een goed gesprek heb je als je:
  • de tijd neemt voor een ander;
  • empathie toont (je verplaatst in de gevoelens van een ander);
  • luistert naar een ander, zonder je gedachten af te laten dwalen;
  • zelf ook kunt zeggen wat je wilt zeggen;
  • je bewust bent van je lichaamstaal (dus niet met je armen over elkaar gaan zitten);
  • controleert of je de ander goed hebt begrepen;
  • regelmatig samenvat wat jullie gezegd hebben;
  • niet oordeelt.
Een goed gesprek levert meer contact, begrip en tevredenheid. Mensen die
zich gehoord voelen, zijn bijna altijd tevredener dan mensen die dat gevoel niet hebben.

Slide 23 - Tekstslide

waar let je op als je een goed gesprek voert met een cliënt?

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

waar let je op als je een goed telefoongesprek voert met een cliënt

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Video

een goed telefoongesprek voeren
Je stem is erg belangrijk, let op je intonatie, dan klinkt je stem vriendelijker en duidelijker.

  • Noem bij de opening van het gesprek de naam van de instelling waar je werkt.
  • Zeg: ‘Goedemorgen’ of ‘Goedemiddag’ en noem daarna luid en duidelijk je naam.
  • Zeg niet zomaar ‘je’ of ‘jij’ tegen de ander. Bij een zakelijk gesprek, zeg je ‘u’. Blijf altijd beleefd!
  • Luister goed naar de ander en herhaal eventueel wat de ander gezegd heeft om te checken of je het goed hebt gehoord.
  • Als de ander een vraag stelt waar je op dat moment geen antwoord hebt, leg dan uit dat  je het gaat uitzoeken en dat je zo snel mogelijk terug zult bellen met het antwoord. Noteer de vraag en gegevens  van de ander en kom je belofte na!
  • Aan het eind van het telefoongesprek vat je nog even samen wat er is afgesproken.
  • Bedank eventueel voor het telefoontje. Zeg daarna: ‘Dag meneer’ of ‘Dag mevrouw’ en leg de hoorn rustig neer.
  • Doe geen andere dingen tijdens het gesprek en zodat je geconcentreerd blijft!
  • Zorg dat er altijd een notitieblok met pen naast de telefoon ligt.






Slide 29 - Tekstslide

Rapporteren
Rapporteren is opschrijven of vertellen wat er is gebeurd. 

Observeren betekent zoiets als goed kijken wat er allemaal gebeurt zonder te oordelen. Observeren doe je objectief, zonder oordeel. Je noteert alleen de feiten en niet je eigen mening. 

Dagrapportage:  Schriftelijk rapporteren is opschrijven wat er is gebeurd. Je kunt dan altijd teruglezen hoe iets is gegaan. Op die manier leg je verantwoording af. Handig wanneer je wisselende diensten draait. Zo kun je elkaars werk overnemen en altijd op de hoogte zijn van de laatste gebeurtenissen.

Regels bij rapporteren
  • Rapporteer zo objectief mogelijk.
  • Geef alleen conclusies als je zeker weet dat ze kloppen.
  • Houd het overzichtelijk. Collega’s moeten de rapportage snel kunnen lezen/horen. 
  • Rapporteer op tijd, dus meteen na de dienst.

Slide 30 - Tekstslide

Zo WEL rapporteren
Zo NIET rapporteren
Zo snel mogelijk, door middel van, (geen bijzonderheden)
 z.s.m., d.m.v.  g.b. 
Mevrouw oefent het lopen met fysiotherapeut Jellesma.
Mevrouw oefent het lopen met de fysiotherapeut door rondjes te lopen om het buitengebouw heen (bij slecht weer lopen ze rondjes door de gang).
De kleren van mevrouw dienen gewassen te worden met Superschoon wasmiddel.
De kleren van mevrouw dienen gewassen te  worden met haar lievelingswasmiddel.
Rik (de zoon van mevrouw) komt mevrouw maandag om 15.00 uur vanaf de afdeling ophalen om haar te begeleiden naar het ziekenhuis.
Het vervoer naar het ziekenhuis is
geregeld.
23 maart 2009, 14:15 uur
Gisterenmiddag

Slide 31 - Sleepvraag

Zo WEL rapporteren
Zo NIET rapporteren
Mevrouw is vanochtend 27-07-09 om 10.15 uur uit haar stoel gevallen. 
Mevrouw is vorige week uit haar stoel gevallen.
Mevrouw verhuist op 11 oktober naar afdeling A. Ik heb mevrouw uitgelegd dat zij zelf familieleden moet vragen om haar spullen te verhuizen. Zij zal dit met haar zoon bespreken wanneer hij morgen (28-07) op bezoek komt.
Mevrouw verhuist op 11 oktober naar afdeling A
Om mevrouw te helpen bij het leggen van contacten met anderen, is de psychologe verzocht om mevrouw te helpen haar pleinvrees te overwinnen. De activiteitenbegeleider nodigt mevrouw binnen een week persoonlijk uit voor de activiteiten
op woensdagmiddag.
Mevrouw moet geholpen worden
bij het leggen van contacten met
anderen. 

Slide 32 - Sleepvraag

Goede manier van rapporteren
Zo moet je niet rapporteren
Mevrouw moest vandaag vijf keer naar de toilet (normaal gaat zij twee keer per dag). 
Mevrouw moest vandaag vaak naar de toilet. 
Mevrouw gaat één keer per maand bij haar familie op bezoek. 
Mevrouw gaat te weinig naar haar familie toe.
Mevrouw gaf aan niet deel te willen nemen aan de activiteiten deze week. Mevrouw vergat vanmorgen naar de dagverzorging te gaan. Mevrouw heeft moeite met haar urineretentie.
Mevrouw is depressief. Mevrouw is dement. Mevrouw is incontinent. 
Verpleeghuisarts Veenstra zal hier vanmiddag naar kijken en indien nodig contact opnemen met huisarts De Koning.
De arts zal hier vanmiddag naar kijken.
De dochter van mevrouw is de afspraak vergeten. Omdat zij vaker afspraken vergeet, zal ik contact met haar hierover opnemen. 
De dochter van mevrouw is nou al voor de vierde keer haar afspraak vergeten. Dat is heel irritant.

Slide 33 - Sleepvraag

lesdoelen blok 7 en 8
  • Je kunt oorzaken van voedselbederf noemen
  • Je kunt aangeven hoe je voedselbederf kunt voorkomen
  • Je kunt uitleggen wat voedselvergiftiging is en hoe je dit kunt voorkomen
  • Je kunt uitleggen wat eetstoornissen zijn en voorbeelden geven

  • Je kunt uitleggen waar je op moet letten als je  gesprekken  met cliënten voert
  • Je  kunt regels noemen voor effectief communiceren
  • Je kunt regels voor een goed telefoongesprek noemen en deze toepassen
  • Je kunt regels voor goed rapporteren noemen en deze toepassen

Slide 34 - Tekstslide