2.1 Hofstelsel en feodaal stelsel

Leerdoelen
  • oorzaken noemen voor het ontstaan van een agrarische samenleving en het hofstelsel;
  • uitleggen dat niet alle middeleeuwse boeren dezelfde sociaal-economische positie hadden; 
  • de middeleeuwse standen noemen; 
  • een beschrijving geven van de taken en plichten van leenheren en leenmannen; 
  • uitleggen dat het feodale stelsel voortkwam uit een agrarische samenleving.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • oorzaken noemen voor het ontstaan van een agrarische samenleving en het hofstelsel;
  • uitleggen dat niet alle middeleeuwse boeren dezelfde sociaal-economische positie hadden; 
  • de middeleeuwse standen noemen; 
  • een beschrijving geven van de taken en plichten van leenheren en leenmannen; 
  • uitleggen dat het feodale stelsel voortkwam uit een agrarische samenleving.

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
  • De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
  • Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

Slide 2 - Tekstslide

Schema over ontwikkeling naar het hofstelsel

Slide 3 - Tekstslide

Ontstaan hofstelsel
  • Wegvallen centraal gezag in het W-Romeinse Rijk waardoor oorlogen werden gevoerd tussen lokale heersers met als gevolg toenemende onveiligheid! Boeren zochten bescherming bij een heer (graaf of hertog)!
  • Reizen over lange afstand werd onveilig waardoor lange afstandshandel, ambachten en geldeconomie wegviel, steden raakten ontvolkt en verdwenen (van landbouwstedelijke naar landbouwsamenleving). 
  • Geld werd schaars en een uitgebreid ambtenarenapparaat kon niet in stand worden gehouden!

Slide 4 - Tekstslide

Het domein
Hofstelsel: economisch (landbouw)stelsel waarbij boeren gebonden zijn aan een domein (sociaaleconomische eenheid) van een heer/klooster. Kenmerkend:
Driedeling van de grond 
1. vroonhof/hoeve ook wel voorloper van het kasteel voor bescherming) met bijgebouwen (molen, smederij, weverij, kerkje etc.)
2. Akkers en boerderijen van vrije en horige boeren
3. Woeste grond (grazen vee, hout kappen etc.)

Slide 5 - Tekstslide

De boeren
  • Vrije boeren: bewerkten hun eigen land en vrije beschikking over hun eigen persoon en goederen. Militaire verplichting om voor hun heer te strijden (eigen wapenuitrusting)
  • Horigen: Verplichtingen: gebonden aan het land, verrichten herendiensten en betaling in natura. Rechten: geen militaire dienst, gebruik  stukje grond voor zichzelf en bescherming door de heer!
  • Lijfeigenen: geen bezit en werkzaam en als knechten woonachtig op hoeve van de heer (vroonhoeve). Geen vrijheid!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Van agrarisch-urbaan naar agrarisch
  • Steden, handel en wegen van het voormalig West-Romeinse Rijk verdwenen
  • Er ontstond een verschuiving van een landbouwstedelijke naar een vrijwel volledige autarkische landbouwsamenleving
  • Er was nog wel enige mate van specialisatie binnen een dorp en ruilhandel met omringende gebieden

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Ontstaan van het feodalisme
De Romeinse provincie Gallië kwam onder invloed van de (niet geromaniseerde) Germaanse stam der Franken:
  • 481: Clovis: met geweld versloeg hij andere lokale stamhoofden en bekeerde zich tot het katholieke christendom.
  • De steun van vazallen (krijgslieden) was essentieel (gebonden door eed van trouw). Zij leefden aan het hof en kregen later eigen plek
  • 8e eeuw: macht in handen van Karel Martel. Hij was belast met de strijd tegen de moslims (Poitier) en deed een beroep op ruiters met een kostbare wapenuitrusting (ridders met lansen, zwaarden en maliënkolder). Om deze mannen te binden moest hij hen belonen met land.......

Slide 11 - Tekstslide

Feodale stelsel: hoe het werkt
  • Feodum (Lat.) betekent 'leen'
  • Feodale stelsel: manier van besturen (politiek systeem) waarbij leenheren gebied 'in leen geven' aan leenmannen
  • Persoonlijk contract gebaseerd op een eed van trouw en belofte (om de leenheer bij te staan) door de leenman in ruil voor grondgebied (domein) en bescherming (onderlinge afhankelijkheid)

Slide 12 - Tekstslide

Bestuurlijke organisatie

Slide 13 - Tekstslide

Verdere uitbouw feodaal systeem
  • 768: Karel de Grote (kleinzoon van Martel) krijgt de macht.
  • Uitbouw feodaal systeem door koppeling met bestuur: Rijk werd verdeeld in ca. 400 graafschappen (gouwen) en hertogdommen (groter domein) die belast werden met het handhaven van het koninklijk gezag in hun gebieden.
  • In ruil voor het leen (feodum) betaalde de leenman eenmalig een grote som geld en beloofde hij militaire dienst in tijden van oorlog.
  • De opbrengsten uit het leen mocht de leenman zelf behouden. Bestuur en rechtspraak behoorde ook tot zijn taken.

Slide 14 - Tekstslide

Feodaal systeem - de zwakke punten!
  • Leenmannen waren lastig te controleren
  • Ze opereerden steeds meer zelfstandig en ongehoorzaam (koning in hun eigen domein) 
  • Ze maakten hun ambt erfelijk (eigenlijk na dood leenman domein weer terug aan leenheer) 
  • Trouw en loyaliteit als fundament van het systeem voor 'politieke eenheid'. Echter verraad en opstand tegen de eigen heer kwam vaak voor.
  • Leenmannen hadden vaak meerdere leenheren en speelden deze uit bij onderlinge conflicten

Slide 15 - Tekstslide