3.2 Hofstelsel en horigheid en 3.3 Het feodale stelsel

H3 Monniken en ridders
3.2 Hofstelsel en horigheid
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3 Monniken en ridders
3.2 Hofstelsel en horigheid

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe edelen hun grondgebied organiseerden en bestuurden, en hoe het leven van de boeren er uit zag.
KA
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid

Slide 2 - Tekstslide

Tot 500 Romeinse tijd, agrarisch-urbane samenleving
500-1000 Vroege Middeleeuwen, agrarische samenleving

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kan dit?
  1. Germaanse invasies
  2. Instorting Romeinse bestuur (onveiligheid!)
  3. Sinds 3de eeuw handel en nijverheid afgenomen
  4. Bevolking gekrompen

Slide 4 - Tekstslide

Autarkische samenleving
  • Dorpen verbouwden enkel voedsel voor zichzelf en dreven nauwelijks handel met de buitenwereld
  • Dit noemen we een zelfvoorzienende samenleving (autarkie)

Slide 5 - Tekstslide

Veel plichten,
weinig rechten

  • In de vierde eeuw daalt de agrarische productie en daarom verbiedt de overheid boeren om hun land te verlaten
  • De boeren zoeken bescherming bij de grootgrondbezitters en ruil daarvoor gaan ze verplichtingen aan die erfelijk zijn
  • Zo ontstonden de halfvrije mensen: horigen 
  • Ook ontstond er een groep met erfelijke voorrechten: de adel

Slide 6 - Tekstslide

Hofstelsel (1)
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp

Slide 7 - Tekstslide

Hofstelsel (2)
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.
  • Het ene deel van de grond was verpacht aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht betalen
  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.
  • Daarnaast moesten horigen ook zonder betaling voor hun heer werken (herendiensten)

Slide 8 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
Meestal moesten de vrije boeren ook pacht betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 9 - Tekstslide


Economisch systeem

  • Het hofstelsel met horige boeren op domeinen is het economische systeem in West-Europa van de vroege middeleeuwen

  • Maar hoe werkte het bestuur in de vroege middeleeuwen?

Slide 10 - Tekstslide

H3 Monniken en ridders
3.3 Het feodale stelsel

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het feodale stelsel werkt en waarom het is ingevoerd.
KA
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

Slide 12 - Tekstslide


Clovis
  • Vanaf 300 stelden de Romeinse keizers al bij belangrijke delen hertogen aan (of graven) om een gebied te besturen
  • Clovis was de stichter van het Frankische Rijk
  • Hij werd de eerste koning van het rijk, Clovis I, en zette als eerste Germaanse heerser wetten op papier (Salische wet)

Slide 13 - Tekstslide


Keizer Karel
  • Twee en een halve eeuw later, in 768, wordt Karel koning van de Franken

  • Karel ging bijna elk jaar met zijn leger op pad om nieuwe gebieden te veroveren. Zo veroverde hij bijna geheel Europa.

  • In 800 wordt Karel door de paus tot keizer gekroond

Slide 14 - Tekstslide

Probleem
  • Invallen van Vikingen, Magyaren, Arabieren
  • Geen geld om een sterk leger op te bouwen (ruiterleger)
  • Legeraanvoerders worden heel belangrijk in het bestuur van Karel en worden beloond in ruil voor de eed van trouw


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


Het feodale stelsel




  • Om zijn rijk bestuurbaar te houden, leende Karel stukken land uit aan hertogen en graven
  • Die zouden dat gebied voor Karel besturen
  • Dit noemen we het feodale stelsel of leenstelsel
  • Karel was dan de leenheer en de hertogen en graven werden leenman of vazal

Slide 17 - Tekstslide

Verplichtingen tussen leenheer en leenman
  1. De leenheer leent de leenman land;
  2. De leenheer gaf de leenman bescherming; 
  3. De leenman belooft de leenheer trouw te zijn; 
  4. De leenman kwam zijn leenheer met gewapende mannen te hulp bij oorlog;
  5.  De leenman gaf zijn leenheer raad als deze erom vroeg en hielp bij de uitvoering besluiten;
  6. De leenman sprak recht op zijn leen volgens de richtlijnen van de leenheer;
  7. De leenheer kon leenman het leen afnemen als de leenman zich niet aan afspraken hield.
  8. Als de leenheer of leenman stierf, was het verdrag beëindigd. Met een nieuwe leenheer of leenman werd een nieuw verdrag gesloten.

Slide 18 - Tekstslide


Een onveilige tijd





  • De leenmannen gaven hun gebieden weer door aan hun kinderen
  • Soms stelden de leenmannen zelf ook leenmannen aan, achterleenmannen
  • De leenmannen gingen de gebieden als hun eigen gebied zien
  • Door al die leenmannen ontstonden er heel veel kleine staatjes die ook vaak oorlog met elkaar voerden

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide