TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
1 / 84
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 84 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee

Slide 1 - Tekstslide

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.1 Boodschappen doen
Hij gaat naar de supermarkt.
De bakker maakt brood.
Waar is de slager?
De appels zijn groen.
Zij koopt groenten.
Wij doen boodschappen.
Ik wil geen boter.
Je kunt nu naar huis.
De markt is in de stad.
Het vlees is rood.

timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Luister en typ de zin!

Slide 3 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 4 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 5 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 6 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 7 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 8 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 9 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 10 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 11 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 12 - Open vraag

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.2 Ik kom, wij komen – ik ga, wij gaan
Jij gaat naar binnen.
Zij komt thuis.
Ik ga naar boven.
Wij komen vrijdag.
Jullie gaan naar huis
Zij komen niet.
Gaan jullie naar de markt?
Kom jij zaterdag?
Hij staat op het balkon.
Zij staan buiten.
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Luister en typ de zin!

Slide 14 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 15 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 16 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 17 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 18 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 19 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 20 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 21 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 22 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 23 - Open vraag

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.3 Ontbijt, lunch en avondeten
Ik ben ’s avonds thuis.
Hij moet ’s middags naar school.
Ik eet brood.
Zij eten de lunch.
De wijn is rood.
Ik pak water.
Zij drinkt ’s ochtends thee.
Waar zijn de aardappels?
Het avondeten staat op tafel.
Wil je koffie of thee?
timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide

Luister en typ de zin!

Slide 25 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 26 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 27 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 28 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 29 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 30 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 31 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 32 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 33 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 34 - Open vraag

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.4 Soep koken
Het zout is wit.
Hij snijdt het brood.
De soep is klaar.
Waar staat de pan?
Ik eet geen ui.
Zij pakt een liter water.
De tomaten liggen in de kast.
We hebben tien minuten pauze.
Zij doet boter op brood.
Wij hebben vlees nodig.
timer
1:00

Slide 35 - Tekstslide

Luister en typ de zin!

Slide 36 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 37 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 38 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 39 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 40 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 41 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 42 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 43 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 44 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 45 - Open vraag

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.5 Aan tafel!
De borden staan op tafel.
Ik eet met mijn vork.
Hij snijdt het vlees met een mes.
Wij eten op zondag ijs.
Zij roept de kinderen.
Zet jij het zout op tafel?
Het eten is klaar.
Eet smakelijk.
We eten allemaal soep.
Het eten is op.
timer
1:00

Slide 46 - Tekstslide

Luister en typ de zin!

Slide 47 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 48 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 49 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 50 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 51 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 52 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 53 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 54 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 55 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 56 - Open vraag

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.6 Woorden met -ig
Hij is aardig.
Ik ben rustig.
De maand heeft dertig dagen.
De docent is jarig.
Zij is vijftig jaar.
Het is gezellig in de klas.
De opdracht is lastig.
Ik heb aardappels nodig.
Hij woont veertig jaar in Nederland.
Het boek heeft tachtig bladzijden.

timer
1:00

Slide 57 - Tekstslide

Luister en typ de zin!

Slide 58 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 59 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 60 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 61 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 62 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 63 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 64 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 65 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 66 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 67 - Open vraag

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee

4.7 Wat vind je lekker?
Zij eten nooit vlees.
De vis is in het water.
Wij eten rijst.
De kaas is geel.
Wij hebben één kip
Ik vind worst lekker.
Drink jij altijd koffie?
Wij kopen bloemkool.
Hij is op vrijdag meestal thuis.
Hoeveel boterhammen eet jij?
timer
1:00

Slide 68 - Tekstslide

Luister en typ de zin!

Slide 69 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 70 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 71 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 72 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 73 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 74 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 75 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 76 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 77 - Open vraag

Luister en typ de zin!

Slide 78 - Open vraag

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.8 Vragen maken (1)
Wat eet u ’s ochtends?
Waar koop jij worst?
Wanneer drinkt hij wijn?
Hoeveel appels heb ik nodig?
Wie snijdt de groenten?
Wat eet je met een lepel?
Wanneer ga je naar de winkel?
Waar huur jij een huis?
Hoeveel verdiepingen heeft de flat?
Wie schrijft het woord op het bord?
timer
1:00

Slide 79 - Tekstslide

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.9 Appeltaart maken
De lamp is uit.
Lotte maakt een taart.
Ik wil minder suiker.
De computer is aan.
Het eten staat in de oven.
De kinderen zijn niet dom.
Eet jij een ei bij het ontbijt?
Het is koud buiten.
Je hebt honderd gram kaas nodig.
Wil je meer rijst of heb je genoeg?

timer
1:00

Slide 80 - Tekstslide

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.10 De euro
Ik heb twee briefjes van tien euro.
De kast kost bijna honderd euro.
Heb jij één cent?
Hij betaalt met munten.
Zij geeft een klein bedrag.
Wat kost het boek?
U betaalt nu € 29,95.
Oké, ik koop het boek.
Ik gebruik een pen.
Zij geven verschillende antwoorden.
timer
1:00

Slide 81 - Tekstslide

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.11 Vragen maken (2)
Eet jij vaak ijs?
Vind jij het brood lekker?
Drinkt u ’s avonds koffie?
Heb je genoeg rijst?
Gaat zij naar het park
Woont hij in de buurt?
Zoeken zij een huis?
Luisteren de kinderen goed?
Maak jij de opdracht?
Weet hij het antwoord?

timer
1:00

Slide 82 - Tekstslide

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.12 Op de markt
Wat doet de verkoper?
Wij eten veel komkommers.
Zij koopt twee ons druiven.
Ik wil één kilo kip, alstublieft.
Anders nog iets
Heeft u ook vis?
Het vlees is duur.
De man koopt een pond kaas.
Hij krijgt € 2,50 terug.
Fijne dag vandaag!
timer
1:00

Slide 83 - Tekstslide

TaalCompleet A1 - thema 4 - dictee
4.13 Van € 1,50 voor € 0,99
De bananen zijn geel.
De sinaasappels zijn oranje.
Ik eet nooit citroenen.
U krijgt de worst gratis.
De bonen hebben verschillende kleuren.
Wij kopen een zak aardappels.
Eén kilo peren kost € 1,79.
Welk soort druiven koopt hij?
Wij eten ’s avonds vaak sla.
Waar liggen de wortels?


timer
1:00

Slide 84 - Tekstslide