Voeding, hoe maak je het? - Thema 1 - Speciale wensen - Les 1t/m3

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Voeding hoe maak je het?Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les 1 - Meer groente
Meer groente

Jongeren eten over het algemeen te weinig groente. Het Voedingscentrum. raadt aan om per dag minimaal 250 gram groente te eten.
Om jongeren meer groente laten eten worden er producten op de markt gebracht waarin groente zit verstopt. Denk bijvoorbeeld aan broodjes gemaakt met wortel, of pizzabodem van bloemkool.

Slide 2 - Tekstslide

Gistdeeg
Gist. is een eencellige schimmel. Ze leven van suikers en zetten deze om in koolstofdioxide en alcohol. Met behulp van gist kun je bijvoorbeeld brood, wijn en bier maken. Gisten kunnen je voedsel ook bederven.
 
Het kneden van gistdeeg kost tijd. Je kunt controleren of je deeg goed gekneed is door er een vliesje van te trekken. Je doet dit door een stukje deeg te pakken en dit voorzichtig uit elkaar te trekken. Als het deeg niet scheurt, is het goed gekneed.
Na het kneden laat je het gistdeeg rijzen. Zo heeft het gist de tijd om de suikers om te zetten in koolstofdioxide en alcohol. Dit zorgt voor een luchtig en smaakvol deeg.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Organoleptische keuring

Bij een organoleptische keuring keur je een product met je zintuigen: ogen, neus en mond. Je let tijdens de keuring op het uiterlijk, kleur, geur, smaak en mondgevoel van een product.
 Je let op de kenmerken die belangrijk zijn voor een product. Bij chips is krokantheid bijvoorbeeld heel belangrijk. Bij een saus let je op de structuur (glad of klontjes). De aspecten waarop je beoordeelt kunnen dus per product verschillen. 

Tijdens het keuren van verschillende producten is het belangrijk dat je tussendoor je smaak neutraliseert, dit doe je door een slokje water te nemen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Les 2 - Natrium- en koolhydraatarm 
Natrium

Op de voedingswaardetabel. Staat op de verpakking van levensmiddelen. staat altijd de hoeveelheid zout vermeld. Zout is de belangrijkste bron van natrium in je voeding. Natrium heb je nodig voor het regelen van de vochtbalans in het lichaam, het regelen van de bloeddruk, en een goede werking van spier- en zenuwcellen.
Bijna 80% van de Nederlandse bevolking krijgt meer zout binnen dan de maximaal geadviseerde hoeveelheid van 6 gram zout per dag. Te veel zout eten kan leiden tot een hoge bloeddruk, wat weer de kans op hart- en vaatziekten vergroot.


Slide 7 - Tekstslide

Waar zit Natrium in?

De belangrijkste bron van natrium in de voeding is keukenzout. We voegen zo’n 20% van de hoeveelheid zout die we binnenkrijgen zelf toe aan ons eten. Vooral in kant-en-klaarmaaltijden, pizza’s, soepen, sauzen en hartige snacks zit veel al toegevoegd zout. 

Slide 8 - Tekstslide

Koolhydraten

Suikers, zetmeel en vezels zijn vormen van koolhydraten. Suikers en zetmeel leveren veel energie en vezels zorgen voor een goede spijsvertering.
 
De Gezondheidsraad adviseert dat volwassenen tussen de 40 en 70% van calorieën uit koolhydraten halen. Koolhydraatarm eten heeft voor- en nadelen. Het voordeel van een koolhydraatarm dieet is dat het vaak rijk is aan eiwitten. Een nadeel is dat het vaak veel (verzadigd) vet en weinig voedingsvezels bevat.

Slide 9 - Tekstslide

Kruisbesmetting

Op rauw voedsel – vooral vlees, kip of vis – kunnen ziekmakende micro-organismen zitten. Deze organismen kunnen tijdens het klaarmaken ander voedsel besmetten. Dit noem je kruisbesmetting. Het gebeurt vaak zonder dat je het doorhebt. Je test bijvoorbeeld of de aardappels al gaar zijn met de vork waarmee je net rauw vlees in de pan legde. Of je legt een gebakken kippenpootje terug op de plank waarop je daarvoor de rauwe kip kruidde. Je voorkomt kruisbesmetting door rauw en bereid voedsel van elkaar gescheiden te houden, schone materialen te gebruiken en je handen goed te wassen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Producten bewaren

Producten die je maakt en op een later tijdstip gebruikt, bewaar je meestal in de koelkast. Denk bijvoorbeeld aan gemarineerd vlees.
 Producten die je in de koelkast bewaart, moet je altijd coderen. Je schrijft de naam van het product en de productiedatum op het afgedekte product. Zo kun je altijd controleren wanneer het product is gemaakt.
 
Warme producten moet je altijd eerst laten afkoelen voor je ze afgedekt in de koelkast bewaart, anders wordt de temperatuur van de koelkast te hoog.

Slide 12 - Tekstslide

Les 3 - Vegetarisch eten  
Waarom vegetarisch eten?

Een vegetariërVegetariërIemand die geen vlees, vis, schaaldieren of gevogelte eet. eet geen vlees of vis. Je kan daar verschillende redenen voor hebben. Bijvoorbeeld:
 • Het is zielig om dieren te eten.
 • De manier waarop de dieren worden gehuisvest is niet goed.
 • Het mag niet van je geloof, bijvoorbeeld bij het boeddhisme.
 • Het is beter voor het milieu.
 


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Voedingsadviezen voor vegetariërs

Als vegetariër eet je geen vlees, maar vlees bevat wel belangrijke voedingsstoffen zoals:
• Eiwitten: voor de bouw van lichaamscellen.
• IJzer: voor het transport van zuurstof door je bloed.
• Vitamine B12: voor de aanmaak van rode bloedlichamen en een goede werking van het zenuwstelsel.

Dierlijk ijzer wordt makkelijker opgenomen door het lichaam dan plantaardig ijzer. Daarom wordt vegetariërs aangeraden om anderhalf keer meer ijzer te eten dan mensen die vlees eten.
Vitamine C helpt het lichaam bij de opname van ijzer. Als vegetariër kun je dus het beste bij iedere maaltijd vitamine C eten zodat het lichaam ijzer uit plantaardige voedingsmiddelen beter opneemt.


Slide 15 - Tekstslide

Alternatieven voor vlees

Peulvruchten, aardappelen, spinazie, andijvie en broccoli bevatten veel ijzer. Peulvruchten en noten bevatten veel eiwitten.
 
Vitamine B12 zit alleen in dierlijke producten zoals vlees, vis, zuivel en eieren. Als vegetariër kun je B12 binnenkrijgen door het eten van zuivelproducten en eieren. Er zijn ook vitaminepillen met B12 te koop.


Slide 16 - Tekstslide

Flexitariër


Steeds meer mensen zijn flexitariër. Dat betekent dat ze een of meerdere dagen per week geen vlees, vis, vleeswaren of vleessnacks eten.


Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten

Huiswerk: - Maken de vragen lessen 1t/m 3
                   - Test jezelf
                   - Laten aftekenen
Hoe: Helemaal stil!! Muziek mag in!!
Tijd: De resterende tijd
Klaar: Ga bezig met een ander va

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide