5.1 + 5.2 "Brand en een brand blussen"

5.1 en 5.2 "brand en een brand blussen"
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.1 en 5.2 "brand en een brand blussen"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les kan je: 
  • de voorwaarden beschrijven voor een verbrandingsreactie.
  • verbrandingsverschijnselen beschrijven. 
  • een reactieschema en bijbehorende reactievergelijking opstellen van een verbrandingsreactie.
  • uitleggen dat je door het wegenemen van één voorwaarden van brand een brand kunt blussen 
  • Je kunt een aantal blusmiddelen beschrijven voor het doven van een brand.
  • Je kunt het juiste blusmiddel kiezen voor het doven van een brand.

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga je doen deze les
Filmpje 
Extra informatie 5.1
extra informatie 5.2
Evaluatievragen
lezen 5.1 en 5.2
vragen maken op het chromebook 

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Stoffen
Voorwaarden verbranding


Een
brand
ontstaat alleen
wanneer
alle



drie
de
voorwaarden aanwezig
zijn.






Wanneer

1 van de voorwaarden
wordt



weggehaald,
dooft het vuur.



Een
verbrandingsreactie is altijd een reactie met zuurstof.




Bij
een
verbrandingsreactie komt altijd warmte vrij: Exotherm.





Slide 5 - Tekstslide

Verbranding elementen

Een verbranding is een reactie met zuurstof.

Bij de verbranding van een element ontstaat het oxide van dat element.

Verbranding van:

Cu -> Koperoxide = CuO           

Al -> Aluminiumoxide = Al2O3

S -> Zwaveldioxide = SO2

H2 -> Diwaterstofoxide = H2O = Water

Mg->Magnesiumoxide  = MgO

Slide 6 - Tekstslide

Oxiden

Slide 7 - Tekstslide

Niet metaal Oxiden
Alleen bij een niet-metaaloxide gebruik je deze voorvoegsels.

Komt het eerste element 1 keer voor dan gebruik je geen mono.

Als het element zuurstof maar één keer voorkomt, gebruik je wel het voorvoegsel mono.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat is de juiste naam ?

P2O3
A
difosfortrioxide
B
fosfortrioxide
C
fosforoxide
D
fosfortrioxide

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste naam?
Al2O3
A
dialuminiumtrioxide
B
aluminiumtrioxide
C
dialuminiumoxide
D
aluminiumoxide

Slide 11 - Quizvraag

reactieverschijnselen bij verbranding snelle verbranding
  1. ontstaan van warmte
  2. vlammen =brandend gas
  3. soms rook(= gas +vaste deeltjes
  4. soms vonken(=vaste gloeiende deeltjes)
  5. vaak as
  6. (een explosie is een supersnelle verbranding waarbij veel gas ontstaat)

Slide 12 - Tekstslide

maar er zijn ook langzame verbrandingen
zoals het verteren van je voedsel of het oxideren van metalen (= reactie aangaan met zuurstof). Ook hierbij ontstaat altijd WARMTE

Algemene notatie van verbrandingen:
brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)

Slide 13 - Tekstslide

Aantonen verbrandingsproducten
Reagens = stof die een andere stof zichtbaar maakt
  • Water maakt wit kopersulfaat blauw 
  • Koolstofdioxide maakt helder kalkwater troebel
  • Bruin Broomwater met zwaveldioxide wordt kleurloos
Producten zijn niet altijd te zien. Denk aan waterdamp en koolstofdioxide. Je kunt ze wel aantonen

Slide 14 - Tekstslide

Wat is nodig voor een verbranding?
A
Brandstof, water, vuur
B
Warmte, brandstof, zuurstof
C
Zuurstof, Stikstof en waterstof
D
Warmte, lucht en zuurstof

Slide 15 - Quizvraag

Welke voorwaarden zijn er nodig om brand te krijgen

Slide 16 - Open vraag

Als men spreekt over een 'verbranding'... hoe zou men dit dan het makkelijkst kunnen herkennen?
A
Door de aanwezigheid van een beginstof
B
Door de aanwezigheid van een zuurstof
C
Door de aanwezigheid van een eindstof
D
Door de afwezigheid van een zuurstof

Slide 17 - Quizvraag

hst 5.2 "brand blussen"

Slide 18 - Tekstslide

blussen




1. afkoelen tot onder ontbrandingstemperatuur
2. zuurstof weghalen
3. brandstof weghalen

Slide 19 - Tekstslide

verbrandingsdriehoek

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat gebeurt er als je een oliebrand blust met water?
A
Het vuur wordt geblust
B
Het vuur brandt door

Slide 22 - Quizvraag

Welk onderdeel uit de branddriehoek probeerde je met behulp van schuim weg te halen?
A
Warmte
B
Brandstof
C
Zuurstof

Slide 23 - Quizvraag

Welk onderdeel uit de branddriehoek probeerde je met behulp van water weg te halen.
A
Warmte
B
Brandstof
C
Zuurstof

Slide 24 - Quizvraag

Een olie brand kun je NIET blussen met...?
A
Zand
B
Schuim
C
Blusdeken
D
Water

Slide 25 - Quizvraag

Als een brandstof verbrand.., dan ontstaat er altijd .......
A
een willekeurig oxide-verbinding
B
geen oxide-verbindingen
C
een oxide-verbinding van alle soorten atomen in de brandstof.
D
een oxide-verbinding van de reactieproducten

Slide 26 - Quizvraag

Om een verbranding te laten ontstaan heb je het volgende nodig
A
brandstof - zuurstof - ontbrandings-temperatuur
B
brandstof - zuurstof - warmte
C
beginstof - zuurstof - ontbrandings temperatuur
D
brandstof - methaan - ontbrandings temperatuur

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de kloppende reactievergelijking van de verbranding van methaan..?
A
B
C
D

Slide 28 - Quizvraag

2 H2O --> 2 H2 + O2
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming

Slide 29 - Quizvraag

2 C6H14 + 13 O2--> 12 CO + 14 H2O
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming
D
Onvolledige verbranding

Slide 30 - Quizvraag

Maud leidt lucht door kalkwater tot het troebel en wit wordt.
Welke stof uit de lucht veroorzaakt dit?
A
koolstofdioxide
B
stikstof
C
waterdamp
D
zuurstof

Slide 31 - Quizvraag

aan de slag

Lezen en maken hst 5 paragraaf 1 en 2

Slide 32 - Tekstslide