Leesvaardigheid argumenten(structuur)

Leesvaardigheid, welke datum en inhoud?
Toets leesvaardigheid op 1 april

Inhoud o.a.: 
-Theorie H3 en H4
-Onderwerp van de tekst bepalen
-Alinea's herkennen van inleiding t/m slot
-Soorten argumenten herkennen (blokschema)
-Signaalwoorden herkennen 
-Woordenschat



1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid, welke datum en inhoud?
Toets leesvaardigheid op 1 april

Inhoud o.a.: 
-Theorie H3 en H4
-Onderwerp van de tekst bepalen
-Alinea's herkennen van inleiding t/m slot
-Soorten argumenten herkennen (blokschema)
-Signaalwoorden herkennen 
-Woordenschat



Slide 1 - Tekstslide

Leesvaardigheid, welke datum en inhoud?
Toets leesvaardigheid op 1 april

Inhoud o.a.: 
-Theorie H3 en H4
-Onderwerp van de tekst bepalen
-Alinea's herkennen van inleiding t/m slot
-Soorten argumenten herkennen (blokschema)
-Signaalwoorden herkennen 
-Woordenschat



Slide 2 - Tekstslide

Terugblik en herhaling theorie

- argumentatiestructuren herkennen
- tegenargumenten herkennen
- weerleggingen herkennen
- feitelijke en niet feitelijke argumenten 



Slide 3 - Tekstslide

Argumenteren en weerleggen

Slide 4 - Tekstslide

3 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie

Slide 5 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 6 - Tekstslide

Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten.

Slide 7 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 8 - Tekstslide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.


Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 9 - Tekstslide

Niet-feitelijke argumenten

Over een niet-feitelijke argument kan je van mening verschillen en daarom is het sterk als een dergelijk argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 10 - Tekstslide

Argumenten en signaalwoorden

Argumenten kun je herkennen aan

signaalwoorden


Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 11 - Tekstslide

Weerlegging is een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is.

Voorbeeld:                                                            

Het wordt tijd dat er duidelijke maatregelen worden genomen tegen de misstanden in de voetbalstadions. (standpunt)


Veel spelers zijn agressief tegen hun tegenstanders, het aantal ernstige blessures is enorm toegenomen. (argument voor)

Natuurlijk zijn er veel toeschouwers die nou net voor dat "mannelijke" in het spel naar het voetbalstadion komen. (tegenargument) Maar het is natuurlijk nooit de bedoeling geweest dat het voetbalspel zich zou ontwikkelen tot een vechtsport. (= weerlegging van het tegenargument: een feit)

Slide 12 - Tekstslide

Het was gister onrustig op school. Dat kwam door het schietincident in Utrecht.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 13 - Quizvraag

De smartphone is onmisbaar. Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 14 - Quizvraag

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Het Niftarlake College is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Het Niftarlake College is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Welkom!


-Lubach met vragen 

-Klassikaal oefenen met argumenten (structuur)

-Huiswerk nakijken en opdracht 3 




Slide 19 - Tekstslide

Lubach over kernenergie 

-Wat is zijn standpunt?

-Welke argumenten voert hij aan voor zijn standpunt?

-Wat zijn de tegenargumenten?

-Hoe weerlegt hij de tegenargumenten?




Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Argumentatie
De diagnose deugt niet, want er zijn meetfouten gemaakt en er zijn gegevens weggeraakt.

  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument(en)?
  • Wat is de structuur? Enkelvoudig, meervoudig of onderschikkend?

Slide 22 - Tekstslide

Argumentatie
De diagnose deugt niet, want er zijn meetfouten gemaakt. De thermometer werkte namelijk niet goed. 
  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument?
  • Wat is de structuur? Enkelvoudig, meervoudig of onderschikkend

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatie
Ik voel er niets voor om samen te werken met Anna. Ik vind haar niet betrouwbaar. Ze heeft vroeger fraude gepleegd.
  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument?
  • Wat is de structuur? Enkelvoudig, meervoudig of onderschikkend?

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatie
'De Triangel'  is een goede muziekschool. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen leren er veel.

  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument(en)?
  • Wat is de structuur? 

Slide 25 - Tekstslide

Argumentatie
Schooldagen moeten later beginnen. Jongeren hebben een ander bioritme. Het komt ten goede aan de concentratie.

  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument?
  • Wat is de structuur?

Slide 26 - Tekstslide

Zelf aan de slag 
 

-kijk je huiswerk na

-maak opdracht 3

- klaar = lezen 

Slide 27 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 

-We beginnen met 15 min lezen 

-Herhaling datum en inhoud toets 

-Klassikaal opdracht 3 blz 140-141






Slide 28 - Tekstslide

15 minuten lezen
timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Leesvaardigheid, welke datum en inhoud?
Toets leesvaardigheid op 1 april  
Hoofdstuk 3 (blz 93-99) en hoofdstuk 4 (blz 137-141)

Inhoud o.a.: 
-Onderwerp van de tekst bepalen
-Alinea's herkennen van inleiding t/m slot
-Soorten argumenten herkennen (blokschema)
-Signaalwoorden herkennen 
-Woordenschat



Slide 30 - Tekstslide

Leesvaardigheid klassikaal 


Opdracht 3 - blz 140 

Slide 31 - Tekstslide

De rest van de week en volgende week 

Deze week:
- Steeds boek mee
- Extra opdrachten leesvaardigheid

Volgende week: 
-Toets
-Lezen
-Begin en uitleg volgende periode

Slide 32 - Tekstslide