2T. Ch3 E Grammar

Please sit down
Put your book and Ipad facedown on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
2:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Please sit down
Put your book and Ipad facedown on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today
- Vocabulary
- Homework check
-Find out the rule
- E Grammar

Lesson goals: You know what an adjective is. You can put adjectives in the correct spot in a sentence

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My sister is super ...(nieuwsgierig) about the present I got her
A
curious
B
uncomfortable
C
continue
D
constantly

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ... (gebruiken) both Ipads and books at school.
A
take
B
quite
C
sell
D
use

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Did you ... (ontvangen) the chocolate I sent you?
A
enjoy
B
remember
C
receive
D
rate

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Find out the rule
Open your book on page 148
  
Do exercise 29

What do you think the rule is?
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What is a noun?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sarah heeft een mooie trui.


Sarah =
heeft =
een =
mooie =
trui = 
Sarah has a nice sweater.


Sarah = 
has =
a =
nice =
sweater =
timer
1:00
Kies uit: lidwoord / onderwerp / persoonsvorm / zelfstandig naamwoord / bijvoeglijk naamwoord

Choose from: verb / noun / article / subject / adjective

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sarah heeft een mooie trui.


Sarah = onderwerp
heeft = pv / werkwoord
een = lidwoord
mooie = bijvoeglijk naamwoord
trui = zelfstandig naamwoord
Sarah has a nice sweater.


Sarah = subject
has = verb
a = article
nice = adjective
sweater = noun

Slide 9 - Tekstslide

pv = persoonsvorm
Wat is de correcte woordvolgorde in het Engels?
A
Wanneer doet wie waar wat
B
Wie doet wat waar wanneer
C
Waar doet wie wanneer wat
D
Wat doet wie waar wanneer

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.
  

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

 He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.

  She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy is set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movie was the best.
romantic
first
hilarious
secret

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Type the number where the adjective belongs:
She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. (beautiful)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Type the number where the adjective belongs:
(1) Ben is (2) baby (3).
((an) adorable)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
performed
The singer
on the radio
last Friday
their no. 1 hit song

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Get to work
Go to page 148 

Do exercise 30, 31ab, 32, 33

Finished? Check your answers
Kahoot?
timer
5:00
30 - zet de stukken tekst in de juiste volgorde
31a - schrijf een zin over de plaatjes. Let op word order.
31b - herschrijf je zinnen van 31a. Gebruik de adjectives 
32 - gebruik de theme words 'expressing your opinion' op p. 170
32b - maak zinnen met de woorden
33 - vertel over het laatste nummer wat je hebt geluisterd

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do exercise 30, 31ab, 32, 33 on page 148 - 151

Study C reading on page 171

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies