De Reformatie_11/12 oktober 2020_Havo 2

De Reformatie 
Havo 2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Reformatie 
Havo 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Reformatie (1)
  • Betekent hervorming

  • In dit geval hervorming van de katholieke kerk

  • Begint aan het einde van de middeleeuwen, in de 15e eeuw

  • Protesteren tegen de macht en rijkdom (o.a. door aflaten) van de katholieke kerk

Slide 3 - Tekstslide

Reformatie (2)
  • Belangrijkste hervormers: Maarten Luther en Johannes Calvijn

  • In 1517 komt Luther met 95 stellingen (vooral tegen aflaten)

  • Hij hoopt dat de Paus mee wil denken en de Kerk zal hervormen

  • Luther wordt echter door de Paus in de ban gedaan

Slide 4 - Tekstslide


Waarom heeft Luther succes?

  • Door de uitvinding van de boekdrukkunst kunnen de teksten van Luther snel worden gekopieerd en verspreid.
  • Luther wordt gesteund én beschermd door machtige Duitse vorsten.
  • De ideeën (van eenvoud en soberheid) spreken veel arme gelovigen aan.
  • Veel gelovigen zijn het niet eens met de aflaten: Luther durft er iets van te zeggen.

Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen van de reformatie
  • Splitsing in de christelijke kerk (1517): ontstaan van de protestantse kerken (ook wel: hervormde- of gereformeerde kerk) naast de katholieke Kerk

  • Protestantse kerk spreekt veel (arme) mensen in West-Europa aan.

  • Vervolging van protestanten (ketters)

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn gevolgen van de reformatie?
A
Katholieken worden vervolgd
B
Er komt een splitsing in de kerk
C
Ontstaan van het protestantisme
D
De protestantse kerk sprak rijke mensen aan

Slide 7 - Quizvraag

Wat is "reformatie"?
A
hervormen
B
refreshen
C
vernieuwen
D
verbeteren

Slide 8 - Quizvraag

Waarom is Luther zo succesvol?

Slide 9 - Open vraag

Huiswerk
- Maak bij 3.5.2 het volgende:
  • Invulsamenvatting
  • Opdracht 3

Slide 10 - Tekstslide

Katholieke kerk (1)
  • Christelijke kerk

  • Staat onder leiding van de Paus in Rome (vandaar ook wel: Rooms-Katholieke Kerk)

  • Hiërarchisch: er is een duidelijke leider en indeling van macht

  • De mis (kerkdienst) en de Bijbel zijn in het Latijn

Slide 11 - Tekstslide

Katholieke kerk (2)
  • Er staan beelden in de kerk

  • Deze beelden (van bijvoorbeeld heiligen) worden soms ook vereerd

  • Ook relieken (overblijfselen van heiligen) worden vereerd

  • Er zijn magische handelingen en rituelen, zoals: wijn/bloed en brood/lichaam

Slide 12 - Tekstslide

Protestantse kerk
  • Christelijke kerk

  • Er is geen duidelijke leider

  • De mis (kerkdienst) en de Bijbel zijn in de volkstaal

  • Geen beelden en/of verering van heiligen en relieken (is afleiding)

  • Sobere handelingen

  • Kerk is niet rijk

Slide 13 - Tekstslide

Protestantse kerk of Katholieke kerk?

Verering van heiligen
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 14 - Quizvraag

Protestantse kerk of Katholieke kerk?

Verering van relieken
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 15 - Quizvraag

Protestantse kerk of Katholieke kerk?

De Paus is de leider
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 16 - Quizvraag

Protestantse kerk of Katholieke kerk?

Sobere handelingen
A
Protestantse kerk
B
Katholieke kerk

Slide 17 - Quizvraag

Misstanden in de kerk
1. De aflatenhandel 
- Mensen konden zich vrijkopen
- Geld ging naar eigen zak van de geestelijken 
2. De bijbel werd verkeerd gebruikt
- De bijbel werd verkeerd vertaald 

Slide 18 - Tekstslide

Maarten Luther (1483-1546)
- Duitse monnink die grote moeite had met de aflaten en levensstijl van de geestelijken.
- Veel aanhangers in Duitsland.
- Geen predestinatieleer

Johannes Calvijn (1509-1564)
- Zwitserse hervormer die vond dat beelden niet in de Kerk thuishoorden. 
- Veel aanhangers in Nederland
- Predestinatieleer

Slide 19 - Tekstslide

Welke van de stellingen is juist?

1 Toen Luther zijn stellingen bedacht wilde hij een
nieuwe kerk beginnen.

2 De Paus wilde wel met Luther praten over zijn
ideeën.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Geef een omschrijving van het begrip "Reformatie"

Slide 21 - Open vraag

Maarten Luther is het niet eens met de grote rijkdommen van de Kerk en de geestelijken.

Op welke manier kwam de Kerk aan haar rijkdommen?
A
Mensen kochten hun zonden af met een aflaat.
B
Mensen handelden met de Kerk.
C
De Kerk veroverde rijke gebieden.
D
Mensen hadden medelijden met Kerk en gaven geld.

Slide 22 - Quizvraag

Karel V
  • Keizer Heilige Roomse Rijk

  • Roomse Rijk --> Bestuurd door keurvorsten

  • Strenggelovig

  • Wilde Luther verbannen 

Slide 23 - Tekstslide

Edict van Worms
  • 1521

  •  Kerkelijk bevel tot wereldlijke verbanning van Luther

  • Luther is vogelvrij

Slide 24 - Tekstslide

Vrede van Augsburg
  • 1555

  • Vorst mocht geloof in zijn gebied bepalen 

  • Vrede tussen Duitse vorsten en Karel V

Slide 25 - Tekstslide

Wie zie je op de foto?
A
Karel de Kale
B
Karel de Kleine
C
Karel V
D
Karel de Grote

Slide 26 - Quizvraag

In welk jaar werd de vrede van Augsburg getekend?

Slide 27 - Open vraag

De Nederlanden waren tot 1555 onderdeel van het rijk van ....
A
Karel de Grote
B
Karel V
C
Filips II
D
Willem van Oranje

Slide 28 - Quizvraag

In welk jaar vond het edict van Worms plaats?

Slide 29 - Open vraag

Beginnen aan opdrachten
  • Eerste 10 minuten stil 
  • Mensen met vragen over de toets kunnen naar het bureau komen 
- Maak bij 3.5.3 het volgende:
  • Invulsamenvatting
  • Opdracht 4b, 4c, 4d
  • Opdracht 7
timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
- Maak bij 3.5.3 het volgende:
  • Invulsamenvatting
  • Opdracht 4b, 4c, 4d
  • Opdracht 7

Voor wanneer?
18 november 3e uur

Slide 31 - Tekstslide