H4 Thema 5 Basisstof 6 Spieren

Hoe noem je twee spieren die een tegenovergestelde werking hebben op het skelet?
A
Buigspieren
B
Filamenten
C
Antagonisten
D
Fibrillen
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe noem je twee spieren die een tegenovergestelde werking hebben op het skelet?
A
Buigspieren
B
Filamenten
C
Antagonisten
D
Fibrillen

Slide 1 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven
  2. Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen
  3. Je kunt de uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren

Slide 2 - Tekstslide

Bibliotheektijd
Lezen blz. 43 - 46 
timer
6:00

Slide 3 - Tekstslide

Spierweefsels
  • Glad spierweefsel:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Niet snel vermoeid
  • komt voor in:
  1. Huid 
  2. Darmkanaal
  3. Longen
  4. Bloedvaten
  5. Iris
  6. Geinnerveerd door autonome zenuwstelsel

Slide 4 - Tekstslide

Heb je bewuste controle over het samentrekken van glad spierweefsel? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open vraag

Spierweefsels
Dwarsgestreept spierweefsel:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Geïnnerveerd door animale zenuwstelsel
  4. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  • Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 6 - Tekstslide

Skeletspieren
Van groot naar klein:
Spier -> spierbundel -> spiervezel -> spierfibril -> spiercel 

Motorische eenheid:
Bewegingszenuwcellen die aan gesloten zitten op de skeletspieren via motorische eindplaatjes

Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees

Slide 7 - Tekstslide

Spierfibrillen
Spierfibrillen zijn opgebouwd uit 2 eiwitten:
  1. Myosine (donkere band)
  2. Actine (lichte band)

Deze eiwitten vormen filamenten (grote eiwitdraden)

Tussen spierfibrillen bevinden zich:
  • Glycogeenkorrels (opgeslagen glycogeen)
  • Mitochondriën (nodig voor verbranding)



Slide 8 - Tekstslide

Samentrekken van spieren
Hoe trekt een spier samen:
  1. Een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
  2. De spierfibrillen gekoppeld aan het motorisch eindplaatje trekken samen
  3. De myosine- en actinefilamenten schuiven in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)

Slide 9 - Tekstslide

Hoe komt een spier aan de energie voor het samentrekken?

Slide 10 - Open vraag

Antagonisten
  • Spieren kunnen alleen samentrekken maar niet uit zichzelf ontspannen.
  • Om een spier te ontspannen moet een andere spier samentrekken die de tegenovergestelde beweging veroorzaakt
  • Spieren die een tegenovergestelde beweging veroorzaken noemen we antagonisten
  • Voorbeeld van antagonisten zijn de biceps en triceps. Biceps buigt je arm, triceps strekken de arm

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag met de leerdoelen
Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven 
  • Maak opdracht 43 - 47 in de online methode
Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen 
Je kunt de uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren
  • Lees blz. 47 - 48
  • Maak opdracht 48 - 50 in de online methode

Slide 12 - Tekstslide