6.3 Op de markt

H6 Productie en markt
Paragraaf 6.3 Op de markt
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 Productie en markt
Paragraaf 6.3 Op de markt

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

De inkoopprijs is €50 euro van een toetsenbord. De brutowinstopslag is 30% en de btw 21%. Wat is de consumentenprijs?

Slide 3 - Open vraag

Een product kost €24,20 met een btw percentage van 21% hoeveel is de btw?

Slide 4 - Open vraag

Wat is afzet?
A
Het totaalbedrag ontvangen door productverkoop.
B
Het totaalbedrag van omzet.
C
De verkoopprijs per product.
D
Het aantal verkochte producten.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de brutowinst?
A
Het bedrag dat overblijft na aftrek van omzet.
B
Het bedrag dat overblijft na aftrek van inkoopwaarde.
C
Het bedrag dat overblijft na aftrek van bedrijfskosten.
D
Het totale bedrag van inkoopwaarde.

Slide 6 - Quizvraag

Begrippen paragraaf 6.2
  • Afzet
  • Bedrijfskosten
  • Brutowinst
  • Brutowinstopslag
  • Btw
  • Consumentenprijs
  • Nettoresultaat
  • Omzet

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3
  • Je kunt het verschil tussen een concrete en abstracte markt uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe de wet van vraag en aanbod werkt.
  • Je kunt met een vraag- en een aanbodlijn de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid bepalen.
  • Je kunt een vraaglijn en een aanbodlijn in een grafiek tekenen.
  • Je kunt met een marktaandeel de afzet (of omzet) berekenen.

Slide 8 - Tekstslide

Markten
Er zijn 2 verschillende soorten markten:
  • Concrete markt zoals een supermarkt of een weekmarkt.
  • Abstracte markt dan gaat het over alle vraag naar en alle aanbod van een product, bijvoorbeeld de huizenmarkt of de arbeidsmarkt.

Slide 9 - Tekstslide

Welk type markt is de huizenmarkt?
A
Een weekmarkt
B
Concrete markt
C
De arbeidsmarkt
D
Abstracte markt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een abstracte markt?
A
Alle vraag naar en alle aanbod van een product
B
Een weekmarkt
C
Een supermarkt
D
De arbeidsmarkt

Slide 11 - Quizvraag

Evenwichtsprijs
  • Vraag en aanbod bepalen de evenwichtsprijs, dat is de prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
  • Het aantal producten dat gevraagd en aangeboden wordt bij de evenwichtsprijs, is de evenwichtshoeveelheid.
  • Als de vraag toeneemt terwijl het aanbod gelijk blijft, stijgt de prijs.
  • Als het aanbod toeneemt terwijl de vraag gelijk blijft, daalt de prijs.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag en aanbod
  • Vraag en aanbod kunnen ook veranderen om andere redenen dan de prijs.
  • Bijvoorbeeld door een tekort aan grondstoffen, dan neemt het aanbod af.
  • Of er komen meer producenten, daardoor stijgt het aanbod.
  • Er ontstaat dan een nieuwe evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
  • Ook de vraag kan veranderen, onafhankelijk van de prijs, bijvoorbeeld als inkomen stijgt of daalt.

Slide 13 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de prijs als het aanbod toeneemt terwijl de vraag gelijk blijft?
A
De prijs stijgt.
B
De prijs blijft gelijk.
C
De prijs daalt.
D
De prijs wordt bepaald door de evenwichtsprijs.

Slide 14 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de prijs als de vraag toeneemt terwijl het aanbod gelijk blijft?
A
De prijs daalt.
B
De prijs blijft gelijk.
C
De prijs stijgt.
D
De prijs wordt bepaald door de evenwichtshoeveelheid.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de evenwichtshoeveelheid?
A
Het aantal producten dat gevraagd wordt bij een hogere prijs.
B
Het aantal producten dat gevraagd en aangeboden wordt bij de evenwichtsprijs.
C
Het aantal producten dat alleen gevraagd wordt.
D
Het aantal producten dat alleen aangeboden wordt.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de evenwichtsprijs?
A
De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
B
De prijs waarbij er geen vraag is.
C
De prijs waarbij het aanbod het hoogst is.
D
De prijs waarbij de vraag het hoogst is.

Slide 17 - Quizvraag

Marktaandeel
  • Je marktaandeel is jouw eigen afzet/omzet in procenten van de totale afzet/omzet op de markt.
  • Je marktaandeel groeit als jouw omzet of afzet harder stijg dan die van je concurrent.
  • Het marktaandeel kan ook groeien door ander bedrijf over te nemen of door ermee te fuseren.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is marktaandeel?
A
Het aantal klanten op de markt
B
Jouw eigen afzet/omzet in procenten van de totale afzet/omzet op de markt
C
De omzet van je concurrent
D
De totale afzet/omzet op de markt

Slide 19 - Quizvraag

Je kunt nu
  • Je kunt het verschil tussen een concrete en abstracte markt uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe de wet van vraag en aanbod werkt.
  • Je kunt met een vraag- en een aanbodlijn de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid bepalen.
  • Je kunt een vraaglijn en een aanbodlijn in een grafiek tekenen.
  • Je kunt met een marktaandeel de afzet (of omzet) berekenen.

Slide 20 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 6.3
  • Abstracte markt
  • Concrete markt
  • Evenwichtshoeveelheid
  • Evenwichtsprijs
  • Marktaandeel
  • Wet van vraag en aanbod

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.3: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9
Maken Rekenopdrachten: -
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 6.3
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 6.3

 

timer
25:00

Slide 22 - Tekstslide