present simple

Go to lessonup.app, fill in the code
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Go to lessonup.app, fill in the code

Slide 1 - Tekstslide

Welcome to 
English Class!


Slide 2 - Tekstslide

LEERDOEL
Aan het einde van deze les:

  • ken je de present simple en hoe je die moet gebruiken
  • ken je de persoonlijke voornaamwoorden én de bezittelijke voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

TODAY'S CLASS
  • Welcome!
  • Attendance
  • Looking back
  • Grammar: Present Simple/personal & possessive pronouns
  • Homework

Slide 4 - Tekstslide

Present simple
altijd, vaak, nooit, feiten, gewoontes, bus - trein - winkel tijden
Hele werkwoord (+s)

He plays golf every Monday.
They study on weekends.

Do you go to the beach every summer?

The train leaves at 7 am.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je de
Present Simple?
1. hele werkwoord (he/she/it +s)

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je de
Present Simple?
Hele werkwoord. LET OP: "to" hoort er niet bij!
    I walk
    you walk
    he/she/it walks
    we walk
    you walk
    they walk

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je de
Present Simple?
Hele werkwoord. LET OP: "to" hoort er niet bij!
    I speak
    you speak
    he/she/it speaks
    we speak
    you speak
    they speak

Slide 8 - Tekstslide

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 9 - Quizvraag

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 10 - Quizvraag

Present simple
We often ........... (to talk) about our holiday.
A
talk
B
talks

Slide 11 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 12 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 13 - Quizvraag

(to walk) present simple
He ....... in the park.

Slide 14 - Open vraag

(to teach) present simple
She ..... English.

Slide 15 - Open vraag

(to cry) present simple
The baby ..... .

Slide 16 - Open vraag

(to dance) present simple
I ..... at the party.

Slide 17 - Open vraag

(to kiss) present simple
She ..... her boyfriend.

Slide 18 - Open vraag

(to watch) present simple
We ..... a nice film.

Slide 19 - Open vraag

(to be)
He ..... my brother.
A
am
B
are
C
is

Slide 20 - Quizvraag

(to be)
We ..... at school.
A
am
B
are
C
is

Slide 21 - Quizvraag

(to be)
..... you at home tonight?
A
am
B
are
C
is

Slide 22 - Quizvraag

(to be)
Where ..... I?
A
am
B
are
C
is

Slide 23 - Quizvraag

(to be)
Derrek and Sheila ..... at work.
A
am
B
are
C
is

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

de Engelse vertaling van

IK
A
I
B
i
C
me
D
ai

Slide 26 - Quizvraag

de Engelse vertaling van:

JIJ
A
JOU
B
YUU
C
YOU

Slide 27 - Quizvraag

De Engelse vertaling van:
HIJ/ ZIJ/ HET (SHIT)
A
you / he/ she
B
he/ they/ it
C
he/ she/ it

Slide 28 - Quizvraag

De Engelse vertaling van:

WIJ
A
us
B
we
C
our

Slide 29 - Quizvraag

De Engelse vertaling van:

ZIJ ( meervoud)
A
they
B
their
C
there
D
them

Slide 30 - Quizvraag

De Engelse vertaling van :

JULLIE
A
your
B
yours
C
you

Slide 31 - Quizvraag

Noem een subject pronoun in het Engels

Slide 32 - Woordweb

And now the possesive pronoun! (bezittelijk voornaamwoord)

Slide 33 - Tekstslide

She has lost ...........own keys
A
her
B
his
C
our
D
your

Slide 34 - Quizvraag

Your birthday is in June? I also celebrate .......... Birthday in June!
A
our
B
your
C
its
D
my

Slide 35 - Quizvraag

...........names are John and Barbara
A
our
B
their
C
my
D
its

Slide 36 - Quizvraag

As a family, we all love..............dog
A
our
B
its
C
my
D
their

Slide 37 - Quizvraag

Possesive pronouns
(Bezittelijke vnw)
....book.

Slide 38 - Woordweb

Do your homework
Watch newsround
Study the verbs and grammar

Slide 39 - Tekstslide